H5.2 Monikken en Ridders

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo k, g
• Leerjaar 1

Lesdoelen 5.2

• Je kunt uitleggen waarom Karel de Grote de leenstelstel/het feodalisme gebruikte, zijn rijk in Graafschappen verdeelde.

• Je kunt kort uitleggen wat het Hofstelsel inhoudt. 

• Je weet welke 3 groepen er in de tijd van de monniken en ridders bestonden.

• Je kunt de 4 plichten van de horigen noemen.

Verandering tijdvak

• Einde van het (West) Romeinse Rijk, 

steden werden kleiner, dorpen werden zelfvoorzienend, veel platteland werk en het werd onveiliger. 

• Veranderingen: Bestuur, economie, macht van de kerk neem toe

• 500 - 1000 N. Chr. eerste gedeelte van de 

Middeleeuwen

• Monniken > Geestelijken in een klooster
• Ridders > Soldaten in de Middeleeuwen

Het Frankische Rijk/Karels Rijk

•  Het Frankische volk kreeg de macht over een groot deel van Europa.
  
• De bekendste Frankische koning was Karel de Grote.
  
• In het jaar 800 werd hij zelfs keizer
  
• Wilde dat alle mensen in zijn rijk Christenen zou worden

Leerzaam filmpje duurt wel iets te lang. Kort dit zelf in i.v.m. tijd. Tot 5:23 is advies.

Rijk besturen is lastig: slechte wegen, slechte communicatie. Karel de Grote gebruikt het leenstelstel

Karel moet wel rondreizen

3 groepen

Als je in de tijd van monniken en ridders leefde hoorde je bij een van de 3 groepen:

1. Edelen (de mensen van adel: graven, koningen e.d.)
2. Geestelijken (de mensen van de kerk: monniken, priesters)
3. Boeren en horigen

Groep 1 en 2 was maar een klein deel van de bevolking.

Waarom gebruikte Karel de Grote de leenstelstel/het feodalisme, deelde hij zijn rijk in Graafschappen?

Welke 3 groepen bestonden er in de tijd van de monniken en ridders?

Het Hofstelsel 

• Achterleenmannen/lage adel hebben een eigen domein.
• Boeren gaven hun vrijheid in ruil voor bescherming van de heer.
• Boer was verbonden aan een stuk land, zonder het te bezitten en heeft daarbij bepaalde verplichtingen aan de heer= horigheid.

Heren en Horigen - Hofstelsel 

Horigen: boeren die weinig vrijheid kenden en ‘hoorden’ bij het land.

Horigen hadden 4 plichten:

1. Mochten het land van hun heer niet verlaten; 
   
2. Een deel van de oogst afstaan als belasting; 
   
3. Op feestdagen extra geschenken geven; 
   
4. Allerlei klusjes doen voor hun heer.  Repareren, smid, schoonmaken. 
   

Behoefte aan veiligheid 

In ruil hiervoor kregen ze bescherming tegen gevaar. Dit was hun recht.
.

Wie waren horigen en wat waren de plichten van deze mensen?

Willibrord

• Hij leefde rond het jaar 730 in Nederland. 
  

• In de tijd van Willibrord geloofden veel mensen in verschillende goden. 
  

• Vanuit Utrecht reisde hij door Nederland om de mensen over Jezus Christus te vertellen.  
  

• Willibrord bekeerde veel mensen in Nederland tot het christendom. 
  

Maken

 Je leest de blauwe stukjes en maakt de vragen van 5.1 (Blz. 55 t/m 59). 

Evaluatie Lesdoelen 5.2

• Je kunt uitleggen waarom Karel de Grote zijn Rijk verdeelde in graafschappen.
  

• Je kunt kort uitleggen wat het Hofstelsel inhoudt.
  

• Je weet welke 3 groepen er in de tijd van de monniken en ridders bestonden.
  

• Je kunt de 4 plichten van de horigen noemen.