In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
VWO 3
Was machen wir heute?
- gpw-leerstof bespreken!
- kurze Wiederholung der Wechselpräposistionen
-neue Grammatik: Das Adjektiv
Slide 1 - Tekstslide
gpw-stof
TB blz. 34 → je moet de uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord kunnen toepassen (de schema’s nog niet te leren, zie ook het Spickzettel)
TB blz. 35 Wörterliste A en B
extra materiaal p.1-4 (voorzetsels) én p.15 (woordenlijst Kap.11)
“Keuzekat”-woorden blz.1 (staat op classroom)
Spickzettel:De schema’s van de der-groep, ein-groep, persoonlijk voornaamwoord en voorzetsels moet je leren.Het schema van het bijvoeglijk naamwoord moet je kunnen toepassen.
TB blz.19
Denk eraan om de vervoeging van het werkwoord te herhalen.
Slide 2 - Tekstslide
Keuzevoorzetsels
Slide 3 - Tekstslide
Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?
Slide 4 - Quizvraag
Welke vraag stel je om een derde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wann?
D
Wovon?
Slide 5 - Quizvraag
7/2 Regel: Welke 2 keuzevoorzetsel krijgen de 4de naamval?
Slide 6 - Open vraag
7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord op deze vragen?
--> 7/2 Regel
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval
Ich warte auf meine Mutter. (4de)
Er weiß sehr viel über mich. (4de)
Ich war gut in der Klassenarbeit (3de)
Slide 7 - Tekstslide
Ich warte auf .... (jou).
A
dir
B
dich
C
ihn
D
ihr
Slide 8 - Quizvraag
Meine Mutter steht vor .... (de) Bahnhof.
A
der
B
das
C
dem
D
den
Slide 9 - Quizvraag
Ich gehe mit .... (mijn) Freunden in die Stadt.
A
meine
B
meinem
C
meinen
D
mein
Slide 10 - Quizvraag
Ich gehe mit meinen Freunden in ... (de) Stadt.
A
die
B
der
C
den
D
das
Slide 11 - Quizvraag
Open jouw tekstboek!
Seite 34
Slide 12 - Tekstslide
Uitleg nieuwe lesstof
Bijvoeglijk naamwoord = ADJEKTIV
noemt een eigenschap/ kenmerk van een zelfstandig naamwoord.
Kan voor een zelfstandig naamwoord worden gezet.
Voorbeeld: de mooie beer de beer - de mooie beer
Derschöne Bär.
Slide 13 - Tekstslide
Adjektive in der 'Der-Gruppe'
Slide 14 - Tekstslide
Adjektive in der 'Ein-Gruppe'
Slide 15 - Tekstslide
Wat is de meest voorkomende uitgang van het Adjektiv in het Duits ?
A
e
B
er
C
en
D
es
Slide 16 - Quizvraag
In de 2e en de 3e naamval krijgt het bijvoegelijke naamwoord ALTIJD een....
A
er
B
e
C
en
D
es
Slide 17 - Quizvraag
Adjektive in der 'Der-Gruppe'
Slide 18 - Tekstslide
In de meervoud krijgt het bijvoegelijke naamwoord ALTIJD een
A
er
B
er
C
en
D
e
Slide 19 - Quizvraag
Adjektive in der 'Der-Gruppe'
Slide 20 - Tekstslide
Wanneer er een bepaald lidwoord voorstaat, krijgt het bijv. naamwoord in alle andere gevallen een