Hygiënische zorgen in specifieke situaties

1 / 61
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingSecundair onderwijs

In deze les zitten 61 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

druppelkamer
rolklem
Cursus p.4

Slide 4 - Tekstslide

de taak van de zorgkundige
Onderzoek elke 8 uur (of sneller) op complicaties


  • Ontsmet de handen
  • Palpeer voorzichtig via een intact transparant verband
  • Check of de vloeistof nog loopt (zie druppelkamer)
  • Check of de infuuszak nog voldoende vloeistof bevat
  • Ga complicaties na

Slide 5 - Tekstslide

Complicaties: VPK of arts verwittigen
  • Flebitis


  • Hematoomvorming

  • Trage stroomsnelheid.

  • Het gebied waar het infuus geplaatst werd voelt warm aan.


  • Oedeem rond de infuusplaats

Slide 6 - Tekstslide

Complicaties: VPK of arts verwittigen

  • De huid rond de infuusplaats is koel

  • Geen terugstromen van bloed als je de infuuszak omlaag brengt tot onder de infuusplaats.

  • Het geneesmiddel treedt uit het bloedvat = pijn, roodheid, zwelling

Slide 7 - Tekstslide

FLEBITIS

Slide 8 - Woordweb

Flebitis is een ontsteking in een oppervlakkig gelegen ader in de benen of de lies, maar het kan ook elders voorkomen, bijvoorbeeld in de armen. 

Slide 9 - Tekstslide

flebitis: symptomen 
  • Warmte, gevoeligheid en pijn in het getroffen gebied
  • Rode streep op de plaats van de ader
  • Roodheid en zwelling
  • Lage graden koorts
  • Knobbels in het been of arm samen met pijn 

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Welke complicatie zie je op deze foto?

Slide 12 - Open vraag

Welke complicatie zie je op deze foto?

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Een blaassonde (blaaskatheter) is een dun buisje dat tot in de blaas wordt gebracht waardoor urine kan afvloeien. 
Een blaassonde (blaaskatheter) is een dun buisje dat tot in de blaas wordt gebracht waardoor urine kan afvloeien. 
Cursus p.5
blaassonde

Slide 15 - Tekstslide

soorten blaassondes
  • verblijfsondes
  • suprapubische blaassonde.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Cursus p.5

Slide 18 - Tekstslide

Cursus p.5
   verblijfsonde       verblijfsonde    suprapubische sonde

Slide 19 - Tekstslide

blaassonde-complicaties

Slide 20 - Woordweb

Complicaties: VPK of arts verwittigen
  • Hoe is de kleur en geur van de urine?
  • Pijn in de nierstreek
  • Koorts
  • Verstopte sonde.
  • Infectie van de urinewegen
  • Pijn bij de opening van de plasbuis
  • Urineverlies naast de sonde
  • Uitvallen van de sonde
  • Blaaskrampen

Slide 21 - Tekstslide

Aandachtspunten
De urine moet kunnen aflopen: hang de urinezak lager dan plaats waar de sonde zit.
 Laat de urinezak niet op de grond hangen.
o Ledig de urinezak regelmatig.
o Vermijd tractie op de leiding.
o De blaassonde en zak vormen samen een gesloten drainagesysteem. Ontkoppelen mag enkel wanneer je de
zak wil vervangen door een schone zak (1x/7dagen).
o Zorg voor een goede hygiëne bij de zorgvrager
o Zorg dat de zorgvrager voldoende drinkt.
o 2 x per dag intiem toilet
aandachtspunten

Slide 22 - Tekstslide

  • De urine moet kunnen aflopen 
  • Urinezak niet op de grond 
  • Regelmatig ledigen 
  • Vermijd tractie 
  • Enkel ontkoppelen om te vervangen (1x/7dagen)  
  • Goede hygiëne bij ZV 
  • ZV moet voldoende drinken 
  • 2 x per dag intiem toilet

Slide 23 - Tekstslide

demo

Slide 24 - Tekstslide

maagsonde
  • via de neus
  • via een PEG-sonde

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

neus-maagsonde
neus-dunnedarmsonde
Cursus 
p. 8

Slide 27 - Tekstslide

PEG-sonde
= percutane endoscopische gastronomiesonde

  •  flexibele plastic slang 
  • loopt door de huid van de buik naar de maag 
  •  de vloeibare voeding -> direct in de maag
  •  inbrengen in het ziekenhuis

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is sondevoeding?

Slide 30 - Open vraag


Slide 31 - Open vraag

Cursus p.9
Sondevoeding is een dunne vloeibare voeding die via de sonde rechtstreeks in de maag of darmen terecht komt. Ze bevat alle voedingsstoffen die het lichaam elke dag nodig heeft.
Wat is sondevoeding?

Slide 32 - Tekstslide

Stappenplan overstap naar sondevoeding
 4 stappen:

  1. Eetlust stimuleren/herstellen
  2. Bijvoedingen inschakelen
  3. Maaltijden vervangen door volledige drinkvoedingen
  4. Overschakelen op sondevoeding

Slide 33 - Tekstslide

Hoeveelheid sondevoeding

Slide 34 - Tekstslide

Hoeveel sondevoeding?
:
 Vocht en energie gaan hand in hand: 
1000 – 3000 kcal / dag, toe te dienen in minstens 2000 ml.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Complicaties: diarree
  • Controleer de toediening.
  • Controleer het gebruik van geneesmiddelen
  • Controleer de voeding

Slide 38 - Tekstslide

 Controleer de toediening
  • Is het debiet aangepast aan de tolerantie?
  • Werd het toedieningsschema gerespecteerd?
  • Hygiëne!
  • Werd het toedieningssysteem tijdig vervangen?
  • Was de voeding op kamertemperatuur?


Cursus p. 11

Slide 39 - Tekstslide

 Controleer gebruik geneesmiddelen
Werd er medicatie toegediend via de medicatiepoort?
Hoe was de hygiëne tijdens het toedienen van de medicatie via medicatiepoort?
Welke medicatie kreeg de zorgvrager? 
Geneesmiddelen met laxerend effect?
Krijgt de zorgvrager antibiotica?

……………………………………………………………………………………………………………………….

Slide 40 - Tekstslide

 Controleer de voeding
  • Productkeuze: veel vezels, weinig vezels,…
  • Zijn er extra toevoegingen aan de sondevoeding die diarree kunnen veroorzaken?
  • Rekening gehouden met intoleranties of malabsorptie?
  • Neemt de zorgvrager naast de sondevoeding nog andere dranken en voedingsmiddelen op? 

Slide 41 - Tekstslide

Welke intolleranties ken je?

Slide 42 - Open vraag

Wat is constipatie?

Slide 43 - Open vraag

            Complicaties: constipatie

=vertraagde of moeizame defecatie (stoelgang)

Slide 44 - Tekstslide

Complicaties: constipatie
  • Controleer de toediening
  • Controleer de voeding
  • Controleer het gebruik van geneesmiddelen
  • Aangepaste beweging voorzien

Slide 45 - Tekstslide

Controleer de toediening
 Werd er 2000ml sondevoeding per dag toegediend?

 Extra vochtverlies?
 (wonden, bloedingen, braken, fistels,  omgevingsfactoren,…)

- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.11)

Slide 46 - Tekstslide

Controleer de toediening
 Werd er 2000ml sondevoeding per dag toegediend?
 Extra vochtverlies? 
 (wonden, bloedingen, braken, fistels, omgevingsfactoren,…)

- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.11)
 --> te weinig vocht in het lichaam zorgt voor harde en droge       stoelgang, er is dus extra vocht nodig

Slide 47 - Tekstslide

Controleer de voeding
 De voorkeur gaat uit naar vezelverrijkte sondevoeding.

- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.11)

Slide 48 - Tekstslide

Controleer de voeding
 De voorkeur gaat uit naar vezelverrijkte sondevoeding.

- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.11)

Vezels bevorderen de darmtransit / darmlediging

Slide 49 - Tekstslide

Controleer gebruik geneesmiddelen
Geneesmiddelen met constiperend effect: 

ijzerpreparaten, opioïden, maagzuurremmers, antidepressiva,
middelen bij urine-incontinentie, medicatie bij Ziekte van Parkinson, laxeermiddelen…



Slide 50 - Tekstslide

Aangepaste beweging

- Waarom is dit belangrijk? (cursus p.11)

Dit stimuleert de werking van de darmen, vergemakkelijkt de transit. 

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Zuurstofmasker

  • ZV in (semi-) fowlerhouding
  • Plaats het masker over het gezicht  vanaf de neus naar beneden tijdens  een uitademing. 
  • Goede pasvorm 
  • Doe de elastische band om het hoofd van de zorgvrager
  • De meeste ZV'ers moeten wennen aan het zuurstofmasker. Ondersteun!
  • Controleer de instelling van de zuurstof bij aanvang van elke dienst.
  • Vervang tijdig het masker, de zuurstofslang en de bevochtiger 
  • Bevochtiger bijvullen indien nodig!

Slide 55 - Tekstslide

semi-Fowler positie: hoek tussen 30° en 45°;
standaard Fowler-positie: hoek tussen 45° en 90°.

Slide 56 - Tekstslide

Zuurstofbril
  1. Plaats de punten van de zuurstofbril in de neusgaten van de zorgvrager.
  2. Breng het slangetje langs de oren van de zorgvrager en schuif het slangetje onder de kin.
  3. Stel de zuurstofstroom in
  4. Verzorg de neusgaten van de ZV elke 4 uur (vb. neuszalf, gebruik NOOIT Vaseline)
  5. Controleer de druk rond de oren en watteer eventueel de slangen van de neusbril

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Slide 61 - Tekstslide