In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
H2: Steden
§1 Wereld: steden in de wereld
Deel 1
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat het verschil is tussen een hoofdstad, wereldstad en megastad.
Je begrijpt waarom een gunstige ligging en een stedelijk netwerk belangrijk is.
Je kunt steden en stedelijke netwerken op een kaart aanwijzen.
Je kunt de begrippen megastad, wereldstad, hoofdstad, stedelijk netwerk, primate city, verstedelijkingsgraad, verstedelijkingstempo, urbanisatie en vestegingsoverschot in je eigen woorden omschrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een stad?
Per land verschilt de definitie van stad. Toch heeft een stad 4 kenmerken:
Een bepaald aantal inwoners
Een hoge bevolkings- en bebouwingsdichtheid
Een bevolking die werkt in de industrie en diensten.
Veel voorzieningen, ook voor het gebied rondom de stad.
Slide 3 - Tekstslide
Soorten steden
Megasteden = steden met meer dan 10 miljoen inwoners
Wereldsteden = steden met veel inwoners en veel invloed op de wereld.
Hoofdsteden = de belangrijkste stad van een land. Meestal zit hier de regering.
Sommige steden zijn zowel een megastad, wereldstad en hoofdstad. Bijvoorbeeld Tokio en Londen.
Slide 4 - Tekstslide
Wat hoort waar bij?
Megastad
Wereldstad
Hoofdstad
Een stad met meer dan 10 miljoen inwoners.
Deze stad heeft veel inwoners en is belangrijk voor de wereld.
In deze stad vind je meestal de regering van een land.
Slide 5 - Sleepvraag
Wereldstad
Een wereldstad is heel belangrijk voor de wereld. Onder andere op het gebied van cultuur, politiek of de economie.
Wereldsteden zijn goed met elkaar verbonden. Kijk maar naar de afbeelding hiernaast.
Wat valt je op aan deze kaart?
Slide 6 - Tekstslide
Megasteden
In een megastad wonen heel veel inwoners, meer dan 10 miljoen.
Megasteden vinden we vooral in ontwikkelingslanden. Hoe komt dat?
Slide 7 - Tekstslide
Primate city
Sommige landen hebben maar één hele grote stad. Als deze stad vele malen groter is dan de tweede stad noemen we zo'n stad een primate city.
Slide 8 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen een wereldstad en megastad?
Slide 9 - Open vraag
De ligging van steden
Als we kijken naar de ligging van steden dan vallen 3 dingen op:
Ze liggen in een vlak gebied met rivieren.
Ze liggen aan de kust.
Ze liggen in een gebied met vruchtbare grond of grondstoffen.
Waarom liggen steden juist op deze plekken?
Slide 10 - Tekstslide
Een stedelijk netwerk
Als steden onderling met elkaar verbonden zijn, noemen we dat een stedelijk netwerk.
Bedrijven, wetenschappers en kunstenaars hebben dan veel contact met elkaar. Ze wisselen kennis en ideeën uit.
Zo'n stedelijk netwerk kan ervoor zorgen dat de economie in het hele land groeit.
Slide 11 - Tekstslide
Wat vormen steden als ze goed met elkaar zijn verbonden?
Slide 12 - Open vraag
Steeds meer mensen in de stad
Zo'n 100 jaar geleden leefde 13% van de wereldbevolking in de stad. Tegenwoordig is dat meer dan 50%.
In de stad is vaak meer werk en meer geld te verdienen dan op het platteland. Hierdoor trekken mensen naar de stad. Dit noemen we urbanisatie.
Slide 13 - Tekstslide
Steeds meer mensen in de stad
Rijke landen: veel mensen wonen in de stad. Er is een hoge verstedelijkingsgraad. Het verstedelijkingstempo is laag.
Arme landen: er wonen niet veel mensen in de stad. Er is een lage verstedelijkingsgraad. Het verstedelijkingstempo is er hoog.
Verstedelijkingsgraad = het percentage mensen in een land dat in een stad woont.
Verstedelijkingstempo = het percentage waarmee de verstedelijkingsgraad jaarlijks toeneemt.
Slide 14 - Tekstslide
Steeds meer mensen in de stad
De urbanisatie van steden heeft 2 oorzaken:
Er is een vestigingsoverschot. Mensen trekken van het platteland naar de stad, opzoek naar werk en een beter leven.
Er is een natuurlijke bevolkingsgroei. In de stad is er een hoog geboortecijfer, doordat er vooral jonge mensen in de stad gaan wonen, die hier hun gezin stichten.
Slide 15 - Tekstslide
Aan de slag!
Wat? Alle opdrachten paragraaf 1
Hoe? Samenwerkend met je groepje
Hulp? Mij en eventueel de atlas
Vragen? Steek je vinger op en werk ondertussen verder. Ik kom vanzelf bij je.