quizzz immuunsysteem

quizzz immuunsysteem
Immuunsysteem en algemeen
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

quizzz immuunsysteem
Immuunsysteem en algemeen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de hoofdfunctie van het immuunsysteem?
A
Het lichaam samen laten werken met bacteriën schimmels en virussen.
B
Het lichaam beschermen tegen ziekteverwekkers zoals bacteriën virussen en schimmels

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 2 typen bloedcellen die betrokken zijn bij de afweer
A
plasma cellen en beencellen
B
lymfocyten en fagocyten

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een groot deel van de lymfocyten wordt geproduceerd in het beenmerg en rijpen verder in de Thymus
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

het verworven immuunsysteem is langzaam specifiek en met geheugen
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Koorts is een teken dat het immuunsysteem actief is
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet een macrofaag?
A
maakt antistoffen
B
vernietigd geïnfecteerde cellen
C
vreet ziekteverwekkers op

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar bevindt zich de thymus bij een volwassene
A
onder het borstbeen voor de maag
B
Achter het borstbeen boven het hart
C
op de hersenstam
D
achter de os frontale

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe noem je een eiwit dat specifieke indringers herkent en bindt?
A
antistof
B
antilichaam

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van een fysieke barrière van het immuunsysteem?
A
huid
B
slijmvliezen
C
maagzuur
D
alle drie zijn goed

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De milt filtert bloed verwijdert oude cellen en activeert lymfocyten
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is fagocytose
A
opeten van ziekteverwekkers door lymfeklieren
B
opeten van ziekteverwekkers door macrofagen
C
opeten van ziekteverwekkers door maagzuur

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat betekend immunologisch geheugen?
A
Het niet specifieke geheugen
B
het vermogen om sneller te reageren bij herinfectie.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het aangeboren immuunsysteem reageert sneller dan het verworven systeem
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een auto-immuunziekte is een ziekte waarbij het immuunsysteem het lichaam aanvalt
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk orgaan is belangrijk voor het filteren van Lymfevocht
A
De Huid
B
Dunne darm
C
Lymfeklieren
D
Alvleesklier

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

welk stelsel is aangetast bij multiple sclerose
A
hormoonstelsel
B
zenuwstelsel
C
circulatiestelsel
D
beenderstelsel

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Auto-immuunziekten komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Patiënten met MS hebben vaak een progressief verloop
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stress kan een trigger zijn voor auto-immuunziekten
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is mondzorg belangrijk bij mensen met een verlaagd immuunsysteem?
A
door pijnlijke tanden en kiezen eet iemand minder goed
B
om infecties als candida en gingivitis te voorkomen

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reumatoide artritis is geen auto-immuunziekte
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ziekte van Hashimoto is een auto-immuunziekte
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vitiligo is een auto-immuunziekte van de huid en de slijmvliezen
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ziekte van Bechterew is een auto-immuunziekte van de schildklier
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quizvraag

gewrichten en spieren
Wat is de correcte volgorde van de stappen in het verpleegkundig proces?
A
Evaluatie – Diagnose – Planning – Uitvoering – Anamnese
B
Anamnese – Diagnose – Planning – Uitvoering – Evaluatie
C
Diagnose – Anamnese – Uitvoering – Evaluatie – Planning
D
Planning – Uitvoering – Evaluatie – Diagnose – Anamnese

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het belangrijkste doel van wondzorg bij een decubitusgraad 3?
A
Infectie veroorzaken om het immuunsysteem te activeren
B
Het vochtverlies stimuleren
C
De wondgenezing bevorderen en infectie voorkomen
D
Alleen de pijn verlichten

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Contact maken is in de GGZ net zo belangrijk als medicatie geven.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke handeling hoort bij het klinisch redeneren in de fase van 'probleemherkenning'?
A
Vaststellen van meetbare doelen
B
Benoemen van de zorgproblemen op basis van observaties
C
Evalueren van uitgevoerde interventies
D
Opstellen van een zorgplan

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een belangrijk symptoom van een dreigende sepsis bij een patiënt?
A
Hypertensie
B
Koele, klamme huid
C
Langzame ademhaling
D
Verhoogde alertheid

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De SBAR-methode wordt gebruikt voor overdracht van informatie tussen zorgprofessionals.
A
waar
B
niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een intramusculaire injectie wordt de naald onder een hoek van 45 graden ingebracht.
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een signaleringsplan bij cliënten met moeilijk verstaanbaar gedrag?
A
Het straffen van ongewenst gedrag
B
Het herkennen van signalen voorafgaand aan probleemgedrag
C
Het standaardiseren van medicatie
D
Het uitsluiten van deelname aan activiteiten

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met “triple problematiek” bij mensen met een verstandelijke beperking?
A
Drie verstandelijke beperkingen tegelijk
B
LVB, zonder gedragsproblemen
C
Een combinatie van lichamelijke, psychische en sociale problemen
D
Alleen epilepsie, autisme en ADHD

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gedrag dat als ‘probleemgedrag’ wordt gezien, kan voortkomen uit over- of onderprikkeling.
A
waar
B
niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is één van de kerntaken van een wijkverpleegkundige?
A
Alleen ADL-zorg uitvoeren
B
Diagnoses stellen en medicatie voorschrijven
C
Indiceren van zorg en coördineren van het zorgproces

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met “zelfmanagement” in de wijkzorg?
A
De cliënt moet alles zelfstandig doen zonder hulp
B
De cliënt mag zelf bepalen wanneer zorg geleverd wordt, zonder overleg
C
De cliënt wordt ondersteund om zoveel mogelijk regie over zijn eigen leven en zorg te houden
D
De zorgverlener neemt alles uit handen om stress te voorkomen

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De wijkverpleegkundige is verantwoordelijk voor het indiceren van zorg die onder de Zorgverzekeringswet valt.
A
waar
B
niet waar

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het inzetten van mantelzorgers wordt niet gezien als onderdeel van de totale zorgverlening in de wijk.

A
waar
B
niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van de Wet BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg)?
A
Alleen artsen beschermen tegen fouten
B
De beroepsgroep van verpleegkundigen uitbreiden
C
De kwaliteit van de zorg bevorderen en de patiënt beschermen tegen ondeskundig handelen
D
Ziekenhuizen financieel ondersteunen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een verpleegkundige diagnose en een medische diagnose?
A
Verpleegkundigen stellen alleen medische diagnoses
B
Een verpleegkundige diagnose richt zich op reacties van de patiënt op een gezondheidsprobleem
C
Een medische diagnose is altijd subjectief
D
Er is geen verschil

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande behoort tot de 6 rechten van de patiënt?
A
Recht op medicatievergoeding
B
Recht op ontslag tegen medisch advies
C
Recht op informatie
D
Recht op een tweede bed

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor wordt de PES-structuur gebruikt in de verpleegkundige verslaglegging?
A
Voor het berekenen van medicatiedoseringen
B
Voor het stellen van verpleegkundige diagnoses
C
Voor het meten van vitale functies
D
Voor het maken van de dagplanning

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De verpleegkundige is verplicht om het beroepsgeheim te respecteren, behalve als de familie van de patiënt informatie wil.
A
waar
B
niet waar

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de verpleegkundige praktijk zijn protocollen leidend, maar je moet ook kunnen afwijken als de situatie daar om vraagt.
A
waar
B
niet waar

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk ethisch principe is in strijd als een zorgverlener tegen de wens van een wilsbekwame patiënt ingaat?
A
Rechtvaardigheid
B
Niet-schaden
C
Autonomie
D
Compassie

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een patiënt wilsbekwaam is, moet zijn keuze gerespecteerd worden, zelfs als je het er persoonlijk niet mee eens bent.
A
waar
B
niet waar

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een wilsverklaring euthanasie?
A
Een document waarin de familie toestemming geeft
B
Een brief van de verpleegkundige waarin euthanasie wordt geadviseerd
C
Een schriftelijke verklaring van de patiënt waarin euthanasie wordt gevraagd voor een toekomstige situatie
D
Een formulier dat het ziekenhuis opstelt

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke houding wordt van een verpleegkundige verwacht bij een euthanasieverzoek van een patiënt?
A
Neutraal, zonder ruimte voor emoties
B
Open en professioneel, met respect voor de autonomie van de patiënt
C
Veroordelend, om de patiënt te beschermen
D
Onverschillig, het is een medische kwestie

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een signalerend kenmerk van een (dreigende) psychose?
A
Overmatige vrolijkheid
B
Verstoord realiteitsbesef, wanen of hallucinaties
C
Hoofdpijn en vermoeidheid
D
Overmatige behoefte aan structuur

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies