H2: W.16: Lektion 4

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Welchselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Deine Schulsachen bitte auf den Tisch!

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Welchselunterricht 2021
Herzlich Willkommen! 
Deine Schulsachen bitte auf den Tisch!

Slide 1 - Tekstslide

  1. Unterrichtsziele erzählen
  2. Grammatik D erklären
  3. Übungen kontrollieren
  4. Hausaufgaben


             


Während der Unterrichtsstunde:

Slide 2 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Unterrichtsziele:
  • Je kunt sterke werkwoorden met een a of e in de stam correct in de zin plaatsen.


Mededeling! 
S.O. Kapitel 4 wordt na de meivakantie afgenomen. :-)

Slide 3 - Tekstslide

Lektion 4  - Grammatik D
1 ]Wat is het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord?
2] Waaraan kun je zien dat gehen en stehen uitzonderingen zijn?

  • Bij sterke werkwoorden kan (in de tegenwoordige tijd) de klinker in de stam veranderen.
  • De klinker verandert in de tegenwoordige tijd niet.

Slide 4 - Tekstslide

Lektion 4  - 
Grammatik D
[1] jij leest 
[2] zij rijdt 
[3] hij neemt 
[4] jullie eten 
[5] jij slaapt 
[6] u valt 
[7] zij ziet 
[8] ik vergeet 
[9] jij helpt 
[10] hij spreekt 

  • du liest
  • sie fährt
  • er nimmt
  • ihr esst
  • du schläfst
  • Sie fallen
  • sie sieht
  • ich vergesse
  • du hilfst
  • er spricht

Slide 5 - Tekstslide

Lektion 4  - Aufgabe 6
1 Blijf je voor het eten? 
2 Hij geeft haar een cadeau. 
3 Ik vind de taart lekker. 
4 We kopen iets moois voor hem
5 Zij lust graag aardbeien. 
6 Breng je iets voor ons mee? 
7 We nodigen jullie uit. 
8 Ik heb u niet begrepen. 
  • Bleibst du zum Essen? 1e
  • Er gibt ihr ein Geschenk. 3e
  • Ich finde die Torte lecker. 1e
  • Wir kaufen ihm etwas Schönes. 3e
  • Sie mag gern Erdbeeren. 1e
  • Bringst du uns etwas mit? 3e
  • Wir laden euch ein. 4e
  • Ich habe Sie nicht verstanden. 4e

Slide 6 - Tekstslide

Lektion 4  - Grammatik D
Bekijk het voorbeeld:
Der Trainer kommt.                                      Er kommt.
Ich spiele morgen gegen einen Freund.   Ich spiele morgen gegen ihn.

Wat kun je hier uit opmaken?

Slide 7 - Tekstslide

Lektion 4  - Grammatik D
Persoonlijke voornaamwoorden staan altijd in dezelfde naamval als het zelfstandig naamwoord dat zij (kunnen) vervangen.
In welke naamval het persoonlijk voornaamwoord staan hangt af van:
  • een voorzetsel in de zin
  • de functie van de zin (OW, LV of MWV)
Voorbeeld:
Der Trainer kommt.                                      Er kommt.
Ich spiele morgen gegen einen Freund.   Ich spiele morgen gegen ihn.

Slide 8 - Tekstslide

Lektion 4  - Grammatik D
ich
ik
du
jij
er/sie/es
hij/zij/het
wir
wij
ihr
jullie
sie
zij
Sie
u
mich
mij
dich
jou
ihn/sie/es
hem/haar/het
uns
ons
euch
jullie
sie
hun/hen
Sie
u
1e naamval
4e naamval
mir
mij
dir
jou
ihm/ihr/ihm
hem/haar/het
uns
ons
euch
jullie
ihnen
hun/hen
Ihnen
u
3e naamval

Slide 9 - Tekstslide

Lektion 3  - Grammatik D
Bleibst [je] zum Essen?
Er gibt [haar] ein Geschenk.
Ich habe [u] nicht verstanden.

Slide 10 - Tekstslide

Lektion 1 - Übung machen
Such bitte Aufgabe 10 im Arbeitsbuch, Seite 14.
Wir machen/besprechen sie zusammen.



Slide 11 - Tekstslide

Lektion 2 - Hausaufgaben
Ihr macht:  1 - 6 - 7 - 9 - 10 - 11 -
Ihr lernt: Lektion 1, 2, 3a und Grammatik A, B, C


Slide 12 - Tekstslide

Lektion 1 - Grammatik A
Een zin ontleden:
Mein. . . Bruder kaufe ich ein. . . Tüte Chips.
Ich gebe mein. . . Freunde. . . kein. . . Bonbons. 
Kannst du ein. . . Kaiserschmarren (m) für uns machen?

1. Wie/wat [werkwoord]?                 
4. Wat/wie [werkwoord]  (. . .)?           
3. Aan/voor wie [werkwoord] (. . .)? 



Slide 13 - Tekstslide

Lektion 2 - Grammatik C
Werkwoorden met de 1e, 3e of 4e naamval:
In het Duits hebben veel werkwoorden een vaste naamval.



Werkwoorden +1e
Werkwoorden +3e
Werkwoorden +4e
sein          zijn
werden   worden
bleiben    blijven
danken        bedanken
gefallen       bevallen
gehören      behoren
glauben       geloven
gratulieren  feliciteren
helfen          helpen
schmecken smaken
fragen        vragen
es gibt        er is / er zijn
bitten         om hulp                                                vragen/verzoeken

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
Leervragen:
[1] Maak een korte zin in het Duits met de woorden ontbijt, honing & brood.
[2] Hoe zeg je in het Duits dat er in het weekend altijd verse broodjes zijn. 
[3] Maak een zin in het Nederlands met de woorden der Grund & die Zeitung erin.

Wiederholung!
Wortschatz
Antwoorden:
  • [1] Eigen antwoord
  • [2] Am Wochenende gibt es immer frische Brötchen.
  • [3]Een goede reden om de krant te lezen, is om het nieuws te kunnen volgen.

Slide 16 - Tekstslide

Heute
  • Herhaling ontleden 1e, 3e en 4e naamval
  • Herhaling voorzetsels 3e naamval 
  1. Wisst ihr es schon..?
  2. Unterrichtsziele
  3. Lektion 6 abschließen


             


Während der Unterrichtsstunde:
wiederholen

Slide 17 - Tekstslide