H. Grammaire vouloir - pouvoir

H. Grammaire
'vouloir' - 'pouvoir'
willen - kunnen/mogen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H. Grammaire
'vouloir' - 'pouvoir'
willen - kunnen/mogen

Slide 1 - Tekstslide

waarom leren we 'willen' - 'kunnen/mogen' in dit hoofdstuk?

Slide 2 - Woordweb

welke onregelmatige werkwoorden kennen we al?

Slide 3 - Woordweb

waar vind je het overzicht van deze onregelmatige werkwoorden?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

on regarde la vidéo

Slide 7 - Tekstslide

prenez vos livres
H. Grammaire
vouloir - pouvoir
p 124

Slide 8 - Tekstslide

Ik wil
jij wilt
Hij wil
Wij willen
jullie willen
u wilt
zij willen
... voulons
... voulez
tu veux
... veut
... veulent
je veux

Slide 9 - Sleepvraag

pouvoir betekent mogen en kunnen
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

ik wil een ijsje eten
A
Je veux manger une glace
B
Je veut manger une glace
C
Je peux manger une glace
D
Je peut manger une glace

Slide 11 - Quizvraag

U mag een broek kopen
A
Vous voulez acheter un pantalon
B
Vous voulez un pantalon acheter
C
Vous pouvez acheter un pantalon
D
Vous pouvez un pantalon acheter

Slide 12 - Quizvraag

wij kunnen
A
nous voulons
B
vous voulez
C
nous pouvons
D
vous pouvez

Slide 13 - Quizvraag

on veut
A
jij wilt
B
wij willen
C
zij wil
D
jullie willen

Slide 14 - Quizvraag

Au travail!
exercices
p 125
31 cd - 32 abd


Prêt? stampen vouloir - pouvoir
petit test à la fin de cette heure!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

PARTIE 2

Slide 18 - Tekstslide

À vos marches!
un stylo 🖊  et votre cahier! 📔 


Slide 19 - Tekstslide

Traduis
1. ik wil
2. jij kan
3. hij mag
4. wij willen
5. jullie kunnen
6. zij mogen

Slide 20 - Tekstslide

Traduis
1. ik wil                         je veux
2. jij kan                      tu peux
3. hij mag                   il peut
4. wij willen.              nous voulons
5. jullie kunnen.       vous pouvez
6. zij mogen               ils peuvent

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide