Par 3 Diensten

Paragraaf 3 Diensten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 3 Diensten

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Blz 12 en 13, alle stukjes.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt uitleggen waarom er steeds meer mensen in de dienstensector werken.
- Je kunt voorbeelden geven van diensten met en
zonder een baliefunctie.
- Je kunt voorbeelden geven van dagelijkse en
gespecialiseerde voorzieningen.
- Je kunt voorbeelden geven van commerciële en
niet-commerciële diensten.
- Je kunt uitleggen wat de begrippen reikwijdte en
verzorgingsgebied betekenen.
- Je kunt met voorbeelden uitleggen welke
vestigingsplaatsfactoren voor verschillende soortendiensten belangrijk zijn.
- Je kent de volgende begrippen: baliefunctie, dagelijkse voorziening, gespecialiseerde
voorziening, reikwijdte, verzorgingsgebied, voorziening

Slide 3 - Tekstslide

Quiz
Maar eerst gaan we kijken wat jullie nog weten van de vorige lessen.. 

Slide 4 - Tekstslide

Boer Jan stond bekend om het verbouwen van graan en het houden van koeien. Nu heeft hij alleen nog koeien.
A
Dit is mechanisatie.
B
Dit is specialisatie.
C
Dit is seizoensarbeid.
D
Dit is industriële inertie.

Slide 5 - Quizvraag

Pakken melk die worden vervoerd worden naar de supermarkt is een voorbeeld van?
A
Massagoed
B
Stukgoed

Slide 6 - Quizvraag

Waarom staan fabrieken vaak in steden (meerdere antwoorden goed)?
A
Daar zijn mensen die kunnen werken.
B
Daar zijn andere bedrijven waarmee ze kunnen samenwerken.
C
Fabrieken houden van groen om zich heen
D
Fabrieken mogen zich niet buiten de stad vestigen.

Slide 7 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van massagoed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Welk soort landbouw vind je aan de kust bij Nederland. Schiphol is vaak op korte afstand.
A
Vleesveeteelt
B
Groente en bloemen
C
Akkerbouw
D
Fruitteelt

Slide 9 - Quizvraag

Mindmap
Pen en schrift op tafel, we gaan een mindmap maken over deze paragraaf. 

Slide 10 - Tekstslide

Bestaansmiddelen
Alle soorten werken noemen we bestaansmiddelen.
Deze kunnen we onderverdelen in drie sectoren. 
1. Landbouw, visserij en mijnbouw.
2. Industrie.
3. Dienstensector.

Slide 11 - Tekstslide

1ste sector
Landbouw, visserij en mijnbouw.
In deze sector halen mensen voedsel of grondstoffen uit de natuur. Beroepen zoals boer, mijnwerker, visser.
In arme landen werken er veel mensen in deze sector.

Slide 12 - Tekstslide

2de sector
De industrie.
In deze verwerken mensen grondstoffen in fabrieken of werkplaatsen. Ze maken er producten van. 

Slide 13 - Tekstslide

3de sector
De dienstensector.
Hierin verlenen mensen diensten, denk aan onderwijs, horeca, banken en de zorg. In een rijk land werken er veel mensen in deze sector. 

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Dienstensector
De Nederlandse dienstensector is groot en heel verschillend.
• Grote sector door afname banen in andere sectoren.
• De dienstensector groeit door: verandering van de bevolking.
     Meer ouderen = meer banen in de zorg.
Nieuwe diensten = websitebouwers, youtubers.


Slide 17 - Tekstslide

Voorzieningen
Kenmerken van voorzieningen:
• Wel of geen baliefunctie:
 - wel in een ziekenhuis of restaurant.
 - niet bij een verzekeringskantoor

Slide 18 - Tekstslide

Voorzieningen
Hoe vaak de voorziening wordt bezocht:
 Dagelijkse voorzieningen: iedere dag of week. Supermarkt, bakker.
 Gespecialiseerde voorzieningen: Rijksmuseum, pianowinkel.

• Commercieel of niet-commercieel: Een winkel moet winst maken. 
Een school niet.

Slide 19 - Tekstslide

Voorzieningen
De kenmerken van voorzieningen bepalen waar ze gevestigd zijn.
•Meer mensen = meer voorzieningen. Kleine reikwijdte. VB: school, supermarkt
• Voor andere voorzieningen willen mensen wel ver reizen. Groter verzorgingsgebied VB: schoenenwinkels, meubelzaken.


Slide 20 - Tekstslide

Quiz
Eens kijken wie er goed heeft opgelet..

Slide 21 - Tekstslide

Welke sector is in Nederland de grootste werkgever?
A
Diensten
B
Landbouw, visserij en mijnbouw
C
Industrie
D
Alle drie even groot

Slide 22 - Quizvraag

Wie heeft er een grotere reikwijdte?
A
Ziekenhuis
B
Supermarkt
C
Schoenenwinkel
D
Snackbar

Slide 23 - Quizvraag

Welke voorziening is er niet commercieel?
A
School
B
Supermarkt
C
Theater
D
Sportschool

Slide 24 - Quizvraag

In welke sector werken de meeste mensen in een arm land?
A
1ste
B
2de
C
3de
D
2 en 3

Slide 25 - Quizvraag

En nu?
Rustig aan de slag met de vragen van de GEO-online.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide