Herhaling H8

Snelheid
A
Grootheid
B
Eenheid
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2,3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Snelheid
A
Grootheid
B
Eenheid

Slide 1 - Quizvraag

Wat is een eenheid van snelheid?
A
m
B
s
C
m/s
D
s/m

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de goede formule om snelheid uit te rekenen?
A
v = s : t
B
v = s x t
C
s = v x t
D
s = v : t

Slide 3 - Quizvraag

Een atlete loopt de 100 meter in 10,8 seconden.
Bereken de gemiddelde snelheid.
A
v = 0,108 m/s
B
v = 33,3 m/s
C
v = 2,57 m/s
D
v = 9,26 m/s

Slide 4 - Quizvraag

Bereken de afgelegde weg als de snelheid 25 m/s is, en de tijd 5 s
A
5 m
B
25 m
C
125 m
D
250 m

Slide 5 - Quizvraag

De snelheid van een auto is 108 km/h.
Hoe groot is de snelheid in m/s?
A
v = 389 m/s
B
v = 10,8 m/s
C
v = 30 m/s
D
v = 38,9 m/s

Slide 6 - Quizvraag

Een schaatser sprint de 500 meter in 35 seconden. Was is zijn gemiddelde snelheid in km/h ongeveer?
A
14 km/h
B
51 km/h
C
35 km/h
D
26 km/h

Slide 7 - Quizvraag

Jan fietst 2,1 km in 5 minuten.
Wat is zijn snelheid?
A
25,1 km/h
B
25,2 km/h
C
25,3 km/h
D
25,4 km/h

Slide 8 - Quizvraag

Een auto rijdt 385 km met een gemiddelde snelheid van 110 km/h. Bereken hoelang de auto over die afstand doet.
A
t = 3,5 h
B
t = 0,29 h
C
Drie kwartier
D
t = 2,5 h

Slide 9 - Quizvraag

Een auto rijdt 1 km met een snelheid van 31 m/s. Hoelang doet deze auto daarover?
A
30 seconde
B
31 seconde
C
32 seconde
D
33 seconde

Slide 10 - Quizvraag

Wat is geen kenmerk van een kracht
A
je kan een voorwerp van richting veranderen
B
Je kan een voorwerp vervormen
C
Je kan een voorwerp van snelheid veranderen
D
Je kan krachten zien

Slide 11 - Quizvraag

Het symbool voor zwaartekracht is
A
F
B
Fz
C
Fg
D
Fs

Slide 12 - Quizvraag

In welke eenheid geef je zwaartekracht aan?
A
cm3
B
g
C
cm3g
D
N

Slide 13 - Quizvraag

De nettokracht vindt je door alle krachten op te tellen.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de grootte en richting van de nettokracht?
A
510 Newton naar links
B
510 newton naar rechts
C
130 Newton naar links
D
130 Newton naar rechts

Slide 15 - Quizvraag

op een voorwerp werkt een kracht van 80 N naar links en een kracht van 50 N naar rechts. wat is de nettokracht?
A
30 N naar links
B
130 N naar rechts
C
30 N naar rechts
D
130 N naar links

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de formule om de zwaartekracht uit te rekenen?
A
Fz = m x 10
B
Fz = m / 10
C
Fz = 10 / m
D
Fz = m x 5

Slide 17 - Quizvraag

Kees heeft een massa van 55 kg. Wat is zijn zwaartekracht?
A
55 N
B
550 N
C
5,5 N
D
5500 N

Slide 18 - Quizvraag

Op welke massa werkt een zwaartekracht van 23 N?
A
2,3 kg
B
23 kg
C
225 kg

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de zwaartekracht op een tennisbal van 56 gram?
A
560 N
B
5,6 N
C
0,56N
D
0,056N

Slide 20 - Quizvraag