3.3 - deel 2
1 / 17
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Hieraan herken je een alinea:
A
wit regel
B
inspringen eerste zin
C
niks
D
Aanhef en slot
Slide 4 - Quizvraag
de laatste zin in een alinea loopt meestal niet helemaal door tot einde van de regel
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
In een kernzin staat geen belangrijke informatie
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
een kernzin staat meestal aan het begin van de alinea
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Hoofd- en bijzaken:
Wat zijn hoofdzaken?
Wat zijn hoofdzaken?
A
De belangrijkste zaken uit de tekst
B
Extra uitleg
C
De eerste zin van elke alinea
D
De minst belangrijke zaken uit de tekst
Slide 10 - Quizvraag
Hoofd- en bijzaken:
Wat zijn bijzaken?
Wat zijn bijzaken?
A
Uitleg
B
Toelichting
C
Voorbeelden
D
Feiten
Slide 11 - Quizvraag
Zijn hoofd of bijzaken belangrijker in een tekst?
A
hoofdzaken belangrijker dan bijzaken
B
bijzaken belangrijker dan hoofdzaken
Slide 12 - Quizvraag
Hoofd-en bijzaken staan nooit samen in één alinea.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
Signaalwoorden tegenstellend verband zijn
A
maar, echter, toch
B
om te, door te, door middel van
C
eerst, vervolgens, dan
D
dus, kortom, slotsom
Slide 15 - Quizvraag
Wat is GEEN signaalwoord tegenstelling?
A
Maar
B
Echter
C
Want
D
Toch
