Der- en ein-groep

Grammatik K4
Voorzetsels
Der- Ein-Gruppe
Naamvallen
Bezittelijke voornaamwoorden
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Grammatik K4
Voorzetsels
Der- Ein-Gruppe
Naamvallen
Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ein-Gruppe

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel 3e of 4e naamval?

nach
A
3
B
4

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel 3e of 4e naamval?

seit
A
3
B
4

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel 3e of 4e naamval?

durch
A
3
B
4

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel 3e of 4e naamval?

ohne
A
3
B
4

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel 3e of 4e naamval?

mit
A
3
B
4

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel 3e of 4e naamval?

zu
A
3
B
4

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal je: de optocht?
A
der Umzug
B
der Ausflug

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal je: de wandeling?
A
die Radtour
B
der Spaziergang

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal je: de bioscoop?
A
das Festival
B
der Film
C
das Kino
D
der Ausflug

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal je: het uitstapje?
A
der Umzug
B
der Ausflug
C
die Party
D
der Freizeitpark

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vertaal je: al?
A
schon
B
schön

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk zinsdeel heeft de eerste naamval
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk zinsdeel heeft een derde naamval
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk zinsdeel heeft een 4e naamval
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke functie heeft dit zinsdeel: "das Buch"?
"Ich habe das Buch nicht gelesen".
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke functie heeft dit zinsdeel: "den Kindern"?
"Ich erzähle den Kindern eine Geschichte"
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke functie heeft dit zinsdeel: "die Eltern"?
"Warum sind die Eltern nicht gekommen?"
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel 3e of 4e naamval?

bis
A
3
B
4

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsel 3e of 4e naamval?

seit
A
3
B
4

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk rijtje klopt; mannelijke lidwoorden der-Gruppe? (1e, 3e, 4e naamval)
A
der-den-dem
B
der-dem-der
C
der-dem-den
D
der-dem-dem

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk rijtje klopt; vrouwelijke lidwoorden der-Gruppe? (1e, 3e, 4e naamval)
A
die-dem-der
B
die-der-die
C
die-der-der
D
die-die-der

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin klopt?
A
Oma (v) erzählt den Kindern (mv) ein Geschichte (v)
B
Oma (v) erzählt die Kinder (mv) ein Geschichte (v)
C
Oma (v) erzählt die Kindern (mv) eine Geschichte (v)
D
Oma (v) erzählt den Kindern (mv) eine Geschichte (v)

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin klopt?
A
Ich habe ein Fahrrad (o) gekauft.
B
Ich habe eines Fahrrad (o) gekauft.
C
Ich habe einem Fahrrad (o) gekauft.
D
Ich habe einen Fahrrad (o) gekauft.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke naamval hebben deze voorzetsels?
mit - nach - bei - seit - von - zu - aus
A
3
B
4

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke naamval hebben deze voorzetsels?
durch-für-ohne-um-bis-gegen
A
3
B
4

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bezittelijk voornaamwoord:
mijn
A
sein(e)
B
ihr(e)
C
mein(e)
D
dein(e)

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de "ein-Gruppe"?
A
een lijst met woorden die rijmen
B
persoonlijke voornaamwoorden
C
bezittelijke voornaamwoorden + ein en kein
D
woorden die altijd een -e er achter krijgen

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke voorzetsels horen bij welke categorie? Slepen maar!
Voorzetsels + 3
Voorzetsels + 4
durch 
nach
mit
für
ohne
bei
zu
seit
von
um
aus
gegen

Slide 30 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij
sie
u
Sie
Sleep het bezittelijke voornaamwoord op de juiste plaats in het schema
unser
dein
Ihr
euer
mein
ihr
ihr
sein
sein

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich gehe ohne m...... Handy (=onzijdig) nicht auf die Straße.
A
meine
B
mein
C
meinen

Slide 32 - Quizvraag

ohne = voorzetsel met vaste 4e naamval
Handy = das
mein = bezittelijk voornaamwoord, dus gaat als de 'ein'-groep
> mein Handy
Wir essen bei unser... Freunde... .
A
unseren Freunden
B
unseren Freunde
C
unsere Freunden
D
unsere Freunde

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vul het juiste lidwoord in
Wir kommen onhe d.... Hund

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vul het juiste lidwoord in
Bringst du das für d... Mächen mit?

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vul het juiste lidwoord in
Nach d... Wochenende war ich krank

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vul het juiste lidwoord in
D... Lehrer zeigte d.. Schüler.. d... Heft

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vul het juiste lidwoord in
Habt ihr bei d... Konzert getrunken?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste lidwoord in
Janna fährt onhe ihr... Mutter ins Camp

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

vul het juiste lidwoord in
Sein.... Oma hat sein... Hund schon gesehen

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de vertaling van
de bioscoop
A
der Spaziergang
B
der Filmsahl
C
das Kino
D
die Messe

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de vertaling van
het evenement
A
das Evenement
B
der Tripp
C
die Veranstaltung
D
die Party

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Jana hat (haar) Bruder eine Geschichte erzählt.
A
ihr
B
ihre
C
ihrem
D
ihrer

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(ons) Dorf ist sehr klein.
4/4
A
uns
B
unse
C
unser
D
unsere

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Gestern hat (mijn) Vater mich abgeholt.
1/4
A
mein
B
meine
C
dein
D
deine

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(uw) Freunde sind alle hier!
2/4
A
ihr
B
ihre
C
Ihr
D
Ihre

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Simon und Leila gehen nach (de) Großeltern ins Haus.
A
dem
B
der
C
den
D
die

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(onze) Oma hat einen Kuchen gebacken.
1/4
A
unsere
B
unse
C
unserer
D
unser

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ich habe (uw) Freunden eine Einladung geschickt.
2/4
A
Ihr
B
Ihre
C
Ihrer
D
Ihren

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Das Buch ist für (de) Mann.
A
der
B
den
C
das
D
dem

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Er hat was gegen (haar) Vorschlag (m).
A
ihr
B
ihre
C
ihres
D
ihren

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies