Test: spijsverteringsstelsel

Wat is de functie van de lever?
A
Hier wordt gal opgeslagen.
B
Hier wordt gal gemaakt.
C
Produceert leversap.
D
Het leverzuur doodt bacteriën.
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat is de functie van de lever?
A
Hier wordt gal opgeslagen.
B
Hier wordt gal gemaakt.
C
Produceert leversap.
D
Het leverzuur doodt bacteriën.

Slide 1 - Quizvraag

Welke voedingsstof kan niet direct door de dunne darmwand worden opgenomen?
A
Glucose
B
Vitaminen
C
Mineralen
D
Eiwitten

Slide 2 - Quizvraag

Hoe lang blijft je voedsel ongeveer in je maag?
A
4 minuten
B
4 kwartieren
C
4 uren
D
4 dagen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de functie van alvleeskliersap?
A
verteren van alleen eiwitten
B
bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
vertern van alleen vetten
D
verteren van koolhydraten, vetten en eiwitten

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
montholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de functie van maagsap?
A
verteren van eiwitten
B
bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
verteren van koolhydraten
D
het maagzuur helpen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de functie van speeksel?
A
verteren van zetmeel
B
geeft smaak aan het eten
C
bacteriën en ziektenverwekkers doden
D
verteren van eiwitten

Slide 7 - Quizvraag

Door kwauwen wordt het oppervlakte van het voedsel vergroot. Waarom?
A
de dunne darm werkt dan beter
B
speeksel werkt beter in op het voedsel
C
het wordt niet vergroot, daar gaat het niet om
D
dan werkt de dikke darm beter

Slide 8 - Quizvraag

Welke voedingsstoffen moeten worden verteerd?
A
vitaminen, eiwitten, koolhydraten
B
vetten, koolhydraten, mineralen
C
eiwitten, vetten, koolhydraten
D
koolhydraten, vitaminen, mineralen

Slide 9 - Quizvraag

1. Gal wordt gemaakt in de galblaas
2. Gal emulgeert vet, het maakt dat vet uit kleinere bolletjes gaat bestaan.
A
beide waar
B
beide niet waar
C
1 waar 2 niet waar
D
1 niet waar 2 waar

Slide 10 - Quizvraag