V5 martes 11 de enero

¡Feliz Año Nuevo!
¡¡¡¡2022!!!!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

¡Feliz Año Nuevo!
¡¡¡¡2022!!!!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programa de hoy
- Inventarisar los temas del examen 
- Clase 1: repaso complementos de objeto indirecto, las formas irregulares del indefinido, practicar vocabulario + ejercicios Paso Adelante
- Clase 2: Peer review prueba escrita + practicar para la prueba escrita.  

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Temas gramaticales unidad 
PERIODO 2
Voor het proefwerk:
Paso Adelante 3, hoofdstuk 3 + 4
- Vocabulario 3.1 t/m 3.4 en 4.1 t/m 4.4
- Fuente D, pagina 34 – el imperfecto
- Fuente I, pagina 39 – el adverbio
- Fuente D, pagina 46 – los pronombres personales de complemento indirecto
- Fuente I, pagina 51 – pretérito indefinido, verbos irregulares
- Herhaal daarnaast uit hoofdstuk 2: bron I, pagina 27 – pretérito indefinido


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

proefwerk
De toets is 90 minuten.
- Eerst maximaal 45 minuten, zonder woordenboek, proefwerk over hoofdstuk 3 en 4.
- Dan 45 minuten, met woordenboek N-S (zelf meenemen!), een schrijfopdracht. Mogelijke thema’s zijn: beroemdheden (PA H3), gezondheid (PA H4), feestdagen in Spanje en Nederland. Je moet in ieder geval iets schrijven in de verleden tijd.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué es un complemento indirecto?
1. Un complemento indirecto is een meewerkend voorwerp
2. Hoe vind je het meewerkend voorwerp in een zin?


Slide 6 - Tekstslide

2. aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin: "Ik geef hem een cadeau"?
A
Ik
B
geef
C
hem
D
een cadeau

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Cuáles son los pronombres personales de complemento indirecto?
(A mí) Me = (aan) mij
(A ti) Te = (aan) jou
(A él, a ella, a usted) Le = (aan) hem/haar/u enkelvoud
(A nosotros) Nos = (aan) ons
(A vosotros) Os = (aan) jullie
(A ellos, a ellas, a ustedes) Les = hun (aan hen)/ u meervoud 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het rijtje van voornaamwoorden dat voor het werkwoord gustar komt te staan?
Noteer het rijtje (zonder hoofdletters en leestekens)

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

¿Cómo se escribe una frase con un pronombre personal de complemento indirecto?
La frase: "Compro un regalo para Juan."

- Para Juan vervang je door le = pronombre personal de CI
El pronombre personal de CI plaats je voor de persoonsvorm of achter een heel werkwoord.
-Le compro un regalo (a Juan). 
- Voy a comprarle un regalo (a Juan) 
MAAR: - Le voy a comprar un regalo a mi madre is ook mogelijk. 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Escribo una carta a mi madre.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
El profesor nos explica la gramática.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin?
Te escribo una carta.
A
te
B
escribo
C
carta
D
una carta

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de pronombres personales de CI voor mij, ons en hun?
A
me, te, les
B
me, os, les
C
le, nos, les
D
me, nos, les

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Laatste vraag: vervang het meewerkend voorwerp in de zin door een persoonlijk voornaamwoord en herschrijf de zin.
Escribo una carta a mi madre.

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Importante
Het meewerkend voorwerp zien we ook bij werkwoorden als gustar (leuk vinden, houden van), doler (pijn hebben), interesar (interesseren) en parecer (lijken). 
Ejemplos: ¿Te duele la cabeza? - No, me duelen las piernas.
- La historia nos parece interesante.
- ¿Os interesan las noticias?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal naar het Spaans:
Ik vind Spaans makkelijk.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefeningen
hoofdstuk 4: 13 + 14 + 15
deze opdrachtne heb je als het goed is al gemaakt.

Al nagekeken? 

Anders doen we dat nu even...

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

El indefinido: formas irregulares
Repaso: bron I (pg. 27): periode 1 (bekijk opnieuw)
Vandaag: bron I (PG. 51)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Un repaso del pretérito indefinido
  • ¿Qué es el pretérito indefinido?
  • Por ejemplo: El año pasado hablé con Mark Rutte. 

  • ¿Cuándo se usa el pretérito indefinido?
  • Para decir algo que ya pasó (iets dat al afgelopen is) o para enumerar eventos pasados (afgelopen gebeurtenissen opsommen)

  • ¿Qué formas hay? 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Una pequeña historia...
  • Hace dos años estudié en la Universidad de Valencia. 
  • En el verano y el otoño, viví en Valencia. 
  • En 2019, comí en mercados tradicionales españoles, bailé con mujeres con trajes típicos y visité la Ciudad de las Artes y las Ciencias. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Los verbos regulares del pretérito indefinido
Capítulo 2: Fuente I (página 27)
-ar
-er/-ir
-aste
-iste
-ió
-amos
-imos
-asteis
-isteis
-aron
-ieron

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afortunadamente, mi hermana [mejorarse] pronto y ha vuelto a casa hoy.
A
se mejoró
B
se mejorió
C
se mejoré
D
me mejoró

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mis padres y yo [visitar] mi hermana en hospital.
A
visitimos
B
visitó
C
visitamos
D
visitieron

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pepe me [escribir] que su hermana estaba mal.
A
escribo
B
escribió
C
escribí
D
escribimos

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ayer por la mañana [hablar, yo] con Pepe.
A
hablé
B
hablí
C
habló
D
hablamos

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Los verbos irregulares del pretérito indefinido
Hay cuatros verbos que debemos aprender: estar, ser/ir, hacer, tener.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡A practicar!
  • Practicamos los verbos irregulares del pretérito indefinido individualmente [5 min.]
  • Hacemos el ejercicio 28b (página 30-31 WB).
  • ¿Preguntas? Puedes consultar con un compañero o hacerme preguntas.
  • Después, corregimos el ejercicio juntos.
timer
5:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Respuestas del ejercicio 28b
  1. fuiste
  2. fue, estuvo
  3. fue, hicisteis
  4. hicimos, estuviste
  5. tuve
  6. tuvo
  7. tuvo, fue
  8. hicieron
  9. hizo, estuvo
  10. estuvimos, fuimos

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡A trabajar!
  • Practicamos el pretérito indefinido en una mini tarea escrita 
  • Trabajamos en parejas [7 min.] 
  • Puedes usar el internet o hacerme preguntas
  • Escribe al menos 5 frases sobre el fin de semana pasado
  • Usa el pretérito indefinido
  • Usa los verbos 'estar', 'ir' y 'hacer'
  • Después de la tarea, elige la mejor frase y escríbela en LessonUp

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¿Qué hiciste el fin de semana pasado?

Por ejemplo: El fin de semana fui al cine con mi hermana.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ahora:
  • Sabes qué es el pretérito indefinido
  • Puedes usar el pretérito indefinido con verbos regulares 
  • Conoces los verbos irregulares del Fuente I (página 51)

Deberes para el viernes: ejercicios 29 y 30 (unidad 4)


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Clase 2: schrijfvaardigheid
Hoe moet je oefenen?
Tip 1) Grammatica goed kennen: sowieso iets in de verleden tijd schrijven
2) denk aan je woordenboek
3) leer de frases claves + woordjes
4) maak alle opdrachten in Emended en verbeter je tweede versie

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

¡A practicar!
Ga aan de slag met de schrijfopdrachten in Emended.
Voor vandaag moest je minstens één oefentoets maken.
Hoe staat het ervoor met je tweede versies?
Stel vragen aan de docent als er opmerkingen zijn die je niet begrijpt. 

¡Tú puedes!

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies