week 23 vast 5.6: De machtsstrijd tussen fabrikanten en arbeiders

Welkom bij geschiedenis
Binnen= beginnen:
  • Ga rustig zitten op je plek volgens de klassenplattegrond.


Vandaag: uitleg paragraaf 5.6



1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom bij geschiedenis
Binnen= beginnen:
  • Ga rustig zitten op je plek volgens de klassenplattegrond.


Vandaag: uitleg paragraaf 5.6



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
1. Waarom en hoe verdedigde het liberalisme vooral de belangen van de fabrikanten?

2. Op welke wijze probeerden de socialisten de positie van de arbeiders te verbeteren? 

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling 
herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen herhalen

Slide 4 - Tekstslide

Geef 3 voorbeelden van de slechte werkomstandigheden van fabrieksarbeiders.

Slide 5 - Open vraag

Waarom blijven mensen in de fabrieken werken ondanks de slechte omstandigheden?
A
Ze worden vanuit het geloof gedwongen
B
Ze hebben het inkomen nodig om te leven
C
Ze gaan zich anders vervelen
D
Ze kunnen niet meer op het platteland werken

Slide 6 - Quizvraag

Wat waren de belangrijkste doelen van de Verlichting?

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn de drie kenmerkende woorden van de Franse Revolutie?
A
Vrijheid, gelijkheid, geloof
B
Vrijheid, gelijkheid, broederschap
C
Broederschap, gelijkheid, rijkheid
D
Gelijkheid, broederschap, geloof

Slide 8 - Quizvraag

Ieder voor zich en God voor ons allen
  • Verlichting -> verstand gebruiken, vrijheid en gelijkheid
  • Franse Revolutie -> broederschap (solidariteit), afschaf standenmaatschappij
  • In industriesteden weinig te merken -> overleven!
  •  Overschot arbeidskrachten -> het werk accepteren óf geen werk

Slide 9 - Tekstslide

Aan het begin van de Industriële Revolutie...
  • Einde standenmaatschappij, begin klassenmaatschappij.

  • Fabrikanten bepaalden werktijd, omstandigheden en loon arbeiders

  • Arbeiders makkelijk ontslagen.

Slide 10 - Tekstslide

Kinderarbeid
  • Goedkope arbeidskrachten

  • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan

  • Ze zijn goedkoper

  • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

Slide 11 - Tekstslide

Arbeidsomstandigheden
  • Saaaaaaaai (door arbeidsdeling/lopende band)

  • Lange werkdagen (14 uur per dag)
  • Gevaarlijk

  • Geen enkel recht

  • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)

Slide 12 - Tekstslide

Wat vind je van deze werk- en leefomstandigheden?

Slide 13 - Tekstslide

De sociale kwestie
De sociale kwestie= bewustwording van het feit dat er in de eerste fase van de I.R. een groot verschil tussen de verschillende sociale groepen was ontstaan dat dringend om een oplossing vroeg

Slide 14 - Tekstslide

Vakbonden
  • Arbeiders gaan zich verenigen
  • Kortere werkdagen
  • Hogere lonen
  • Betere werkomstandigheden

Slide 15 - Tekstslide

Deze dia neem je over in schrift!
Liberalen
Veel vrijheid, overheid zo min mogelijk doen, vaak rijke mensen (fabrieksbazen) stemmen daarop, privébezit 

Socialisme
Overheid doet zoveel mogelijk.  Wil sociale wetten invoeren om positie van arbeider te verbeteren. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

"HET RODE SPOOK WAART DOOR EUROPA"
Het communisme:
Karl Marx en zijn pamflet "Het Communistisch Manifest"
in 1847

Klassenstrijd: de samenleving is oneerlijk verdeeld tussen de bourgeoisie vs. het proletariaat.

Slide 19 - Tekstslide

Klinkt goed....MAAR...
  • De staat bepaalt alles!
  • Geen verkiezingen
  • Planeconomie: economie wordt door de staat gerelgeld
  • Iedereen is even rijk/arm
  • Geen privé-bezit

Slide 20 - Tekstslide

Revolutie of via de wet veranderen?

Aanhangers Marx: Revolutie! Later worden dit communisten genoemd.

Anderen? Nee geen geweld. We gaan via de wet veranderen: sociaal-democraten genoemd. Hoe dan? Door algemeen kiesrecht!

Slide 21 - Tekstslide

Socialist vs liberaal
socialist
liberaal
Iedereen moet kunnen doen wat hij wil.
Niet iedereen kan doen wat hij wil, want armen hebben minder mogelijkheden.
De overheid moet zorgen dat arme mensen een een beter leven krijgen.
Politiek is een zaak voor goed opgeleiden.

Slide 22 - Sleepvraag

Waar gaat de maatschappelijke discussie 'de Sociale kwestie' over?

Slide 23 - Open vraag

Wat is het belangrijkste uitgangspunt van het liberalisme?
A
Gelijkheid
B
Solidariteit
C
Vrijheid
D
Religie

Slide 24 - Quizvraag

Werktijd
STAP 1
STAP 2
KLAAR ?

Maken opdrachten paragraaf 5.6

Hoe?
  • Alleen
  • Muziek in mag
  • Vraag? Steek je vinger op!
 Nakijken!
.
Klaar? Steek je vinger op!




 
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide