Module A2 COPD

Zorgverlener pathologie: COPD

wat is géén onderdeel van de luchtwegen?

1. Farynx en Larynx
2. Brachio radialis
3. Mond en neusholte
4. Bronchien, bronchiolen en Alveoli

de functie van de trilharen is het afvoeren van slijm naar de keelholte

1. waar
2. niet waar

Wat gebeurt er bij het ademhalen (respiratie) en hoe vinden ademhalingsbewegingen plaats? Meerdere antwoorden mogelijk.

1. De longen worden uitgerekt doordat de schouderspieren aanspannen
2. Borstkas vergroot doordat tussenribspieren en diafragma zich samentrekken
3. Borstkas verkleint doordat tussenribspieren en diafragma zich ontspannen
4. De longen verkleinen doordat tussenribspieren en het middenrif aanspannen

Hoe worden de longen van bloed voorzien?

1. De aorta pompt bloed naar de longen
2. De longslagader pompt bloed naar de longen

Wat is een kenmerk van de longslagader?

1. Het bloed in deze slagader is zuurstofarm
2. De longslagader is een vertakking van de aorta

De normale ademhaling bij een volwassene in rust is 20 - 25 keer per minuut

1. Waar
2. Niet waar

Een snelle ademhaling noemen we

1. Bradypneu
2. Dyspneu
3. Apneu
4. Tachypneu

COPD staat voor:

1. Chronic Open Pulmonary Disease
2. Chronic Obstructive Pulmonary Disease
3. Chronic Obstructive Pulmonary Dysfucntioning
4. Chronic Obstructive Polar Disease

Astma en COPD beginnen allebei op jonge leeftijd

1. Waar
2. Niet waar

COPD is goed te genezen als je er op tijd bij bent

1. Waar
2. Niet waar

Bij exacerbatie COPD is sprake van

1. een periode waarin het beter gaat
2. een plotselinge verergering van de klachten
3. een pneumonie
4. een opname in het ziekenhuis

Pauze

Pauze

10 minuten

Opdracht motiveren tot gedragsverandering

1. Think – pair – share (10 min)
   
2. Casus (uit praktijk) schrijven individueel (15 min)
   
3. Casuïstiek in tweetallen bespreken; hoe motiveren tot gedragsverandering. Over elke casus 1 uitgewerkte PES met doel en minimaal 3 interventies.

Voorbereiding op Open boek toets 

• Klinisch redeneren a.d.h.v. een aantal casussen. 
• Voldoende of onvoldoende. 
• Bij onvoldoende , aangeven hoe je de ontbrekende stof wilt gaan bijspijkeren.
• Nakijken/beoordelen van een medestudent.