Les 5 De strijd van de arbeiders



Geschiedenis
Introductie
Les 5 De strijd van de arbeiders
Geschiedenis
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les



Geschiedenis
Introductie
Les 5 De strijd van de arbeiders
Geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Wat hoort bij liberalisme?
1) Zoveel mogelijk vrijheid
2) Zoveel mogelijk gelijkheid
3) De regering moet zorgen voor orde en veiligheid
4) De regering moet zorgen voor veilige fabrieken en minimumlonen.
A
1 en 3
B
1 en 4
C
2en 3
D
2 en 4

Slide 2 - Quizvraag

Wat past niet bij de liberale ideeën over de economie?
A
fabriekseigenaren bepalen zelf de hoogte van lonen en prijzen
B
kapitalisme
C
overheid bemoeit zich weinig met economie
D
overheid redt bedrijven die failliet dreigen te gaan

Slide 3 - Quizvraag

Wat past niet bij de liberale ideeën over het bestuur?
A
alleen rijke burgers kiesrecht
B
grondrechten voor alle burgers
C
overheid zorgt voor orde en veiligheid
D
overheid zorgt voor medische zorg en leerplicht

Slide 4 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de werkomstandigheden van arbeiders?
A
Lage lonen
B
Lange werkdagen
C
Smerige straten, geen riolering, en geen schoon drinkwater
D
Protesteren of demonstreren had weinig zin. Je werd ontslagen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de leefstandigheden van arbeiders?
A
Arbeiders werden niet oud.
B
Besmettelijke ziekten door slechte hygiëne.
C
Luchtvervuiling doordat de huizen bij de fabrieken stonden.
D
Werk in de fabriek was gevaarlijk en ongezond.

Slide 6 - Quizvraag

Uit welke groepen bestond de industriële samenleving?
A
Gegoede burgerij, boeren, arbeiders
B
Gegoede burgerij, middenklasse, arbeiders
C
Gegoede burgerij, middenklasse, slaven
D
Middenklasse, boeren, slaven

Slide 7 - Quizvraag

Hoe noemen we de politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers?

A
communisme
B
confessionalisme
C
liberalisme
D
socialisme

Slide 8 - Quizvraag

De sociale kwestie
Sociale kwestie = Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van arbeiders in de 19e eeuw als gevolg van de industrialisatie.

De liberale regering gaf eerst weinig hulp aan de zieken en armen. Ook maakte ze geen wetten om de situatie van de arbeiders te verbeteren.

De armen werden geholpen door hun familie, de kerk en rijke mensen (liefdadigheid).

Slide 9 - Tekstslide

De sociale kwestie
De arbeiders probeerden ook zelf hun werk- en leefomstandigheden te verbeteren:
  • Eind 19e eeuw richtten ze vakbonden op:
verenigingen van mensen met hetzelfde beroep, die de lonen en arbeidsomstandigheden van haar leden wil verbeteren.. 
  • Streden voor hogere lonen, kortere
werktijden en de afschaffing van kinderarbeid.
  • Organiseerden, stakingen en 
demonstraties .

Slide 10 - Tekstslide

Door wie werden arme arbeiders in de 19e eeuw geholpen?
A
overheid, kerk of rijke burgers
B
overheid, kerk of familie
C
overheid, rijke burgers of familie
D
familie, kerk of rijke burgers

Slide 11 - Quizvraag

Liberalisme draait vooral om:
A
Veiligheid
B
Vrijheid
C
Religie
D
Gelijkwaardigheid

Slide 12 - Quizvraag

De eerste sociale wetten
Na 1870 werkten liberalen en socialisten samen om sociale kwestie op te lossen.
Twee redenen:
  • De slechte situatie van de arbeiders.
  • De stakingen en demonstraties (liberalen wilden geen onrust).
Voorbeeld sociale wet: Kinderwet van Van Houten uit 1874.
Door sociale wetten werden rond 1900
de werk- en leefomstandigheden van arbeiders beter.

Slide 13 - Tekstslide

De eerste sociale wetten
  • 1881 Eerste socialistische politieke partij 
opgericht (SDB)
  • Sociaaldemocraten wilden uitbreiding 
kiesrecht (algemeen kiesrecht). Meer politieke 
invloed arbeiders. 
  • In 1894 Sociaaldemocratische Arbeiderspartij 
(SDAP)  opgericht (leider Troelstra).  Afhankelijk van 
andere partijen.
  • Kiesrecht werd tot 1917 mondjesmaat uitgebreid.  
  • Pas in 1917 algemeen kiesrecht (mannen).


Slide 14 - Tekstslide

Hoe probeerden arbeiders in de 19e eeuw hun situatie te verbeteren?
A
Ze begonnen een revolutie.
B
Ze organiseerden stakingen en demonstraties.
C
Ze richtten politieke partijen op.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Socialisme
Sommige mensen vonden de sociale ongelijkheid helemaal verkeerd.

Een kleine groep fabriekseigenaren was heel rijk: zij bezaten kapitaal (grondstoffen, geld machines en fabrieken). Zij kregen alle winst van de fabrieken, terwijl de arbeiders alleen hun lage loon kregen.

Vakbonden konden al deze problemen niet oplossen.


Slide 17 - Tekstslide

De socialisten probeerden op verschillende manieren de situatie van de arbeiders te verbeteren. Welk voorbeeld hoort hier niet bij?
A
Ze richtten politieke partijen op.
B
Ze streden voor beperkt kiesrecht.
C
Ze werkten met liberalen samen om sociale wetten te maken.
D
Ze streden voor algemeen kiesrecht

Slide 18 - Quizvraag

Huiswerk (pak je agenda)




                            

                           
                               
                                   
                                       
       
           
               
       
   
               
                   
                   
                       
                           
   
     
       
 
   
   
   
   
   
   
   
     
       
       
     
   
 

   
   

   
   

   
   

   
       
           
               
 
   
   
   
   
       
           
                Vragen over de vorige les????
           
       
       
   
   
   
 
 
           
       
   

 
 
 
     
   
   
   
     
   
 
                       
                   
               
               
                   
                       
                         Jagers en Verzamelaars
                   
               
               
                     
               
               
                   
                       
                           
                             
                           
                       

                   
               
           
       
   

                                   
                               
                           

                           
                       
Je hebt de sterren van 3.2 af.

Slide 19 - Tekstslide