Con Gusto A2: Unidad 6 y unidad 7: Imperativo_week 5_les 3

- Reglas

- verbos irregulares

- ¿Cómo conjugamos el imperativo con
 
- los verbos reflexivos
- el objeto directo
- el objeto indirecto?

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansHBOStudiejaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

- Reglas

- verbos irregulares

- ¿Cómo conjugamos el imperativo con
 
- los verbos reflexivos
- el objeto directo
- el objeto indirecto?

Slide 1 - Tekstslide

El Imperativo afirmativo
¿Cuándo se usa?

  • Adviezen: Toma 2 aspirinas y quédate en casa.
  • Instructies: Tomad la 3a calle a la derecha, cruzad la plaza, etc.
  • Bevelen of nadrukkelijk verzoek: Páseme el vino, por favor

Slide 2 - Tekstslide

Imperativo afirmativo= gebiedende wijs bevestigend  
      de vormen                            


uitleg vorming op volgende slide

Slide 3 - Tekstslide

uitleg vorming imperativo:
  1. de tú vorm van de gebiedende wijs is hetzelfde als de 3de pers. enkelvoud (t.t.):
  2.    ¡Toma! ¡Come!¡ Escribe!  : Neem! Eet! Schrijf!

  1. de usted vorm heeft een uitgangwissel d.w.z. ww op -ar krijgen de uitgang vd 3de pers.enkv. van ww op -er en ww op -er /-ir krijgen de uitgang vd 3de pers. enkv. van ww op -ar
  2.     ¡ Tome! ¡ ¡Coma! ¡ Escriba! : Neemt u..! Eet u! Schrijft u..

  1. de vosotros vorm : de eind -R- wordt vervangen door een -D-     
  2.      ¡Tomad! ¡Comed! ¡ Escribid! Neem! Eet!  Schrijf!

  1. de ustedes vorm zie usted maar dan derde pers.meervoud
  2.       ¡ Tomen! ¡Coman! ¡ Escriban! Neemt u..! ¡ Eet u Schrijft u! 



Slide 4 - Tekstslide

Voor de onregelmatige usted/ustedes vormen ga je meestal uit van de 1e pers. van de tegenwoordige tijd + uitgangwissel bijv.:
poner= pongo= ponga/n            decir=digo= diga/n
hacer= hago=    haga/n               salir= salgo= salga/n 

Slide 5 - Tekstslide

¡Pasa, pasa! TB pag. 55
Oefening 4a & 5 
Ven a mi fiesta,
Pasa, pasa
Mi casa es tu casa,
Entra, entra
Aquí están tus amigos
Ponte, ponte
¿No quieres más comida?
Come, come
Todo esto es para ti
¿Qué tal la fiesta?
Pasa, pasa
Pasa, pasa.
Mi casa es tu casa,
Bebe, bebe
y brinda con nostros.
Dime, dime
¿Te gusta esta música?
Baila, baila
hasta el amanecer
Se acabó la fiesta.
Vuelve pronto.
Mi casa es tu casa
31
onderstreep de nieuwe ww vormen

Slide 6 - Tekstslide

¡Pasa, pasa! TB pag. 57
Oefening 4a & 5 
Ven a mi fiesta,
Pasa, pasa
Mi casa es su casa,
Entra, entra
Aquí están tus amigos
Ponte, ponte
¿No quieres más comida?
Come, come
Todo esto es para ti
¿Qué tal la fiesta?
Pasa, pasa
Pasa, pasa.
Mi casa es tu casa,
Bebe, bebe
y brinda con nostros.
Dime, dime
¿Te gusta esta música?
Baila, baila
hasta el amanecer
Se acabó la fiesta.
Vuelve pronto.
Mi casa es tu casa
37
onderstreep de nieuwe ww vormen

Slide 7 - Tekstslide

¡A practicar!
  • TB  4a- Zet het hele gedicht nu in de u-vorm.
  •  TB nr. 5b p. 55 El juego del robot
  • WB oef. 4 p.56 ¿Tú of usted? Kies welke vorm gebruikt wordt en noteer zelf de ontbrekende vorm.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

De voornaamwoorden en de imperativo afirmativo
Bij de imperativo afirmativo  MOETEN de voornaamwoorden achter
 de gebiedende wijs vorm geschreven worden!!!!

Dit geldt voor - de meew. vnw:                  ¡ Cómprame un libro!
                            - de lijdende vnw:               ¡ Paga el libro!= ¡ Págalo!
                            - de wederk. vnw:               ¡ Lávate las manos!
Denk aan de accenten!!!!

Slide 10 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord en vervang het lijdend voorwerp

Dormir la siesta (tú) o=ue

Slide 11 - Open vraag

Jugar videojuegos (ustedes)
u=ue

Slide 12 - Open vraag

mandar mensajes (usted)

Slide 13 - Open vraag

levantarse (usted)

Slide 14 - Open vraag

Vervang het wederkerende vorm
ducharse (tú)

Slide 15 - Open vraag

¿Qué me aconsejas?
Quiero viajar por el mundo

Slide 16 - Open vraag

¿Qué me aconsejas?
Estoy estresada/o

Slide 17 - Open vraag

El imperativo negativo
- Repaso imperativo afirmativo

- El imperativo negativo
Vervoeging
Regels

Slide 18 - Tekstslide

Imperativo negativo: Pag. 123 TB 6.9.1
Het persoonlijk voornaamwoord staat altijd voor de ontkennende Imperativo:
¡No lo comas!                                           No se preocupe

Slide 19 - Tekstslide


  • De werkwoorden die eindigen op ar hebben dezelfde uitgangen als de werkwoorden die eindigen op er in de tegenwoordige tijd.
  • De werkwoorden die eindigen op er/ir hebben dezelfde uitgangen als de werkwoorden die eindigen op ar in de tegenwoordige tijd


Slide 20 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden
pag. 123
usted
vosotros
ustedes
no hagas
no haga
no hagáis
no hagan
no salgas
no salga
no salgáis
no salgan
no des
no dé
no deis
no den
no vayas
no vaya
no vayáis
no vayan
no seas
no sea
no seáis
no sean
yo digo               no digas, no digáis...
yo hago              no hagas, no hagáis
yo pongo            no pongas, no pongáis

Slide 21 - Tekstslide

regelmatige imperativo negativo
zie ook pagina 123 TB CG2

Slide 22 - Tekstslide

onregelmatige imperativo negativo
zie ook pagina 123 TB CG2
e-> ie
o -> ue
e-> i


Slide 23 - Tekstslide

El imperativo negativo Opdracht 8c. pag 67
¿Qué hay que hacer y qué no?
  1. ir solamente con guía
  2. seguir las instrucciones del guía
  3. dar de comer a los pájaros
  4. tocar los animales
  5. coger flores o plantas
  6. hacer ruido
  7. hacer fuego
  8. tirar la basura
  9. llevar perro
timer
3:00
Instrucciones para el parque

Slide 24 - Tekstslide

combinatie met pers.vnw
• ¡No os preocupéis! - (Maak jullie geen zorgen!)
• ¡No lo abras! - (Maak het niet open!)
• ¡No se lo digas! - (Vertel het haar niet!)

  Wanneer je iemand vertelt om iets NIET TE DOEN dan komt het voornaamwoord direct vóór het werkwoord. De ontkenning gaat daaraan vooraf.

Slide 25 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord en vervang het lijdend voorwerp
Gebruik de imperativo negativo

Dormir la siesta (tú)

Slide 26 - Open vraag

Jugar videojuegos (ustedes)

Slide 27 - Open vraag

mandar mensajes (usted)

Slide 28 - Open vraag

levantarse (usted)

Slide 29 - Open vraag

Vervang het wederkerende vorm
ducharse (tú)

Slide 30 - Open vraag

relajarse (ustedes)

Slide 31 - Open vraag

WB pag 69
oef. 6 & 7

Slide 32 - Tekstslide

Deberes:
WB unidad 6 oef 17 a-b, 18, 19
WB unidad 7 oef 8, 10 a-b, 19
                         


Slide 33 - Tekstslide