*Woordenschat H4 en 6 Vwo 3

VWO 3 

WOORDENSCHAT
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

VWO 3 

WOORDENSCHAT

Slide 1 - Tekstslide

Woordenschat H4 en 6

- Woordparen


- Retorische middelen

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen

Aan het eind van de lessenserie:

- kun je woordparen in een zin aanvullen en herkennen.

- Herken je alliteratie (beginrijm) en eindrijm

- Weet je welke retorische middelen er zijn en kun je deze herkennen en benoemen in een zin


Slide 3 - Tekstslide

Wanneer moet het af zijn? 
Deze lessenserie moet ma 30 maart af zijn.  

Slide 4 - Tekstslide

H4: woordparen

In het Nederlands komen veel uitdrukkingen met woordparen voor.

Deze woordparen hebben alliteratie (beginrijm) of eindrijm.

Voorbeeld: kommer en kwel (alliteratie)

steen en been (eindrijm)

Daarnaast onderscheiden we woordparen die niet rijmen. Daarbij kan het gaan om :

tegenstellingen, synoniemen, tautologieën en woorden die in de betekenis dicht bij elkaar liggen.


Slide 5 - Tekstslide

Opdracht

Blz. 154 - 157

Lees de theorie

Maak opdracht 1, 2, 3 en 6.

Je mag bij het maken van de opdrachten gebruik maken van een woordenboek en/of het internet.


Je mag de opdrachten ook in word maken. Zo kun je de opdrachten naar mij doorsturen en kan ik controleren of en hoe je het gemaakt hebt.



   
      
     

       
         
         
            Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
         
         
       

        3
       

       

       
         
           
              Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
           
         
       

       
       
         
           
              Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
           
         
       

       
         
           
              Differentiëer
           
         
         

           
             
                Differentiëer
             
             
             

             
                Instellingen
             
           
         
       


       
   
     
       
 
   
   
   
   
   
   

   
   

   
   
     
       
          H4: woordparen
       
     
   

   
   
     
        In het Nederlands komen veel uitdrukkingen met woordparen voor. Deze woordparen hebben alliteratie (beginrijm) of eindrijm. Voorbeeld: kommer en kwel (alliteratie)steen en been (eindrijm)Daarnaast onderscheiden we woordparen die niet rijmen. Daarbij kan het gaan om : tegenstellingen, synoniemen, tautologieën en woorden die in de betekenis dicht bij elkaar liggen.
     
   

   
  
 

 
 
 
     
   
   
   
     
       
       
       
         
 
   
   
    Slide
 
 
       
       
       
     
   
 
       

       

       
   
   
     
     
   
 
     

     

     
       
     

       
         
         
            Selecteer om teknippen, kopiëren ofte verwijderen
         
         
       

        4
       

       

       
         
           
              Dit wordt getoondin de klassikale leswanneer je op'geef les' klikt.
           
         
       

       
       
         
           
              Dit wordt getoondin de gedeelde les dieleerlingen zelfstandigkunnen doen.
           
         
       

       
         
           
              Differentiëer
           
         
         

           
             
                Differentiëer
             
             
             

             
                Instellingen
             
           
         
       


       
   
     
       
 
   
   
   
   
   
   

   
   

   
   
     
       
          Opdracht
       
     
   

   
   
     
        Blz. 154 - 157Lees de theorieMaak opdracht 1, 2, 3 en 6. Je mag bij het maken van de opdrachten gebruik maken van een woordenboek en/of het internet.
     
   

   
  
 

 
 
 
     
   
   
   
     
       
       
       
         
 
   
   
    Slide
 
 
       
       
       
     
   
 
       

       

       
   
   
     
     
   
 
     

     

     
   

Slide 6 - Tekstslide

H6: Retorische middelen

Retorische middelen gebruik je om een tekst aantrekkelijker en afwisselender te maken.

In dit hoofdstuk behandelen we de volgende retorische middelen:

Paradox - antithese - repetitio - enumeratio - opsomming in drieën - climax

Slide 7 - Tekstslide

Paradox

Een paradox is een schijnbare tegenstelling. Een paradox bestaat uit twee dingen die op het eerste gezicht niet kunnen, maar als je er dieper over nadenkt toch wel kunnen.

Een voorbeeld van een paradox is: ‘Kalm aan, en rap een beetje!’. Op het eerste gezicht lijkt deze zin niet logisch omdat ‘kalm’ en ‘rap’ een tegenovergestelde betekenis hebben. Wanneer je iets langer nadenkt en de zin nogmaals lees, dan staat er eigenlijk dat iemand snel rustig moet worden.

Slide 8 - Tekstslide

antithese

Een antithese  is een stijlfiguur waarbij tegengestelde begrippen worden verbonden. Dit wordt gedaan om een bepaalde eigenschap te versterken of te benadrukken. Mooi lijkt immers mooier naast lelijk, goed beter naast slecht.

Voorbeeld: Zij steunden elkaar door dik en dun.

Slide 9 - Tekstslide

Repetitio

Bij een repetitio draait het om herhaling.  

Voorbeelden: 

 Je hebt mensen en mensen. Pipo en de p-p-pareldieven. Uur na uur na uur zagen we hetzelfde. Ik ben het zat, zat, zat. Drommels, drommels en nog eens drommels.

Slide 10 - Tekstslide

Enumeratio

Een enumeratio is een lange opsomming.

Voorbeeld:

 In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.

Slide 11 - Tekstslide

Opsomming in drieën

Een opsomming in drieën is een opsomming die samen 1 geheel vormt.

Voorbeeld:

Ik kwam, ik zag, ik overwon.

Slide 12 - Tekstslide

Climax

Een climax is een opsomming die naar een hoogtepunt voert.

Voorbeeld:

Hij werd kwaad, woedend, nee, witheet toen hij dat zag.

Slide 13 - Tekstslide

Filmpje
In het filmpje op de volgende slide worden deze retorische middelen nogmaals uitgelegd. Het jammere is alleen dat er nog veel meer stijlfiguren worden uitgelegd. Je zult zelf moeten doorspoelen om de juiste stijlfiguren te zien.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Opdracht

Blz. 245 - 248:

Lees de theorie

Maak opdracht 1, 2, 3 en 6

Je mag bij het maken van de opdrachten gebruik maken van een woordenboek en/of het internet.


Je mag de opdrachten ook in word maken. Zo kun je de opdrachten naar mij doorsturen en kan ik controleren of en hoe je het gemaakt hebt.

Slide 16 - Tekstslide