herhal to be past + present

to be (present)
1 / 18
volgende
Slide 1: Woordweb
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

to be (present)

Slide 1 - Woordweb

to be (past)

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in van to be ( tegenwoordige tijd)
She
( not) at home in the morning.

Slide 5 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( tegenwoordige tijd)
(this)
my new laptop?

Slide 6 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( tegenwoordige tijd)
We
--in the park.

Slide 7 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( tegenwoordige tijd)
Our friends --
on their summer holidays.

Slide 8 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( tegenwoordige tijd)
(Uncle George)
a good football player?

Slide 9 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( tegenwoordige tijd)
The dog --
under the table.

Slide 10 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( verleden tijd)
He --
very funny.

Slide 11 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( verleden tijd)
The shoes --
white.

Slide 12 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( verleden tijd)
(you )
right?

Slide 13 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( verleden tijd)
Susan (not)
good at tennis.

Slide 14 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( verleden tijd)
They (not)
in the house.

Slide 15 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( verleden tijd)
His T-shirts --
cool.

Slide 16 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( verleden tijd)
(my sister )
a good swimmer?

Slide 17 - Open vraag

Vul de juiste vorm in van to be ( verleden tijd)
She --
in Italy.

Slide 18 - Open vraag