brandaan thema 1 samenvatting

Kerndoel 51
De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
        
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kerndoel 51
De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren.
        

Slide 1 - Tekstslide

Kerndoel 52
De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer. De vensters van de canon van Nederland dienen als uitgangspunt ter illustratie van de tijdvakken.

Slide 2 - Tekstslide

Kerndoel 53
het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
boeren zetten de natuur naar hun hand
boeren hebben vaste woonplaatsen
boeren hebben meer persoonlijk bezit; groter verschil tussen arm en rijk
boeren zijn afhankelijk van de natuur: verband met vereren van geesten en goden
denken over leven en dood: geloof in een hiernamaals

Slide 3 - Tekstslide

Jagers & Boeren
samenvatting

Slide 4 - Tekstslide

Doel van deze les:
We gaan alle begrippen van de eerdere lessen nog een keer herhalen.


Slide 5 - Tekstslide

Jagers/verzamelaars en boeren.
Wat heb je daarvan onthouden?

Slide 6 - Woordweb

Toendra
Vroeger was het veel kouder in Nederland. Er lag er veel sneeuw en ijs. 
Er groeiden toen weinig bomen. 
Nederland zag er heel anders uit dan nu.

Slide 7 - Tekstslide

het rendier
de mammoet

Slide 8 - Tekstslide

17.000 jaar geleden
  • Laatste ijstijd.

  • 'Nederland' was vooral een toendra: gras, mos en lage struiken. Geen bomen nog.

  • Er leefden andere dieren dan nu: de mammoet, wolven, paarden en rendieren.
  • Er woonden ongeveer 1000 mensen in Nederland.

Slide 9 - Tekstslide

In de prehistorie was het ...
A
heel warm!
B
hetzelfde als nu.
C
een stuk kouder dan nu.
D
saai.

Slide 10 - Quizvraag

toendra
bos

Slide 11 - Tekstslide

Toen het ijs smolt, hoe noemde je het landschap met heel weinig planten en bomen toen?
A
Een mammoet
B
Toendra
C
Prehistorie
D
De ijstijd

Slide 12 - Quizvraag


Wat is een toendra?
A
Een ander woord voor rendier.
B
Een stuk land met mos en struiken zonder bos.
C
Een mens uit de prehistorie.
D
Een periode van de prehistorie.

Slide 13 - Quizvraag

Leven in de natuur
De jagers leefden in de prehistorie in de natuur.
Dat was gevaarlijk en zwaar.
De mannen jagen op allerlei soorten dieren om te eten. 
Ook vangen ze vissen.
De vrouwen en kinderen verzamelden allemaal eetbare dingen uit de natuur. Bessen, eetbare wortels van planten, eieren.

Slide 14 - Tekstslide

Leven in de natuur
Als de dieren vertrekken, gaat de groep achter ze aan. 
Jagers wonen dus nooit op een vaste plaats! 
Ze wonen in tenten of grotten.

Dat noem je NOMADEN. 



Slide 15 - Tekstslide

Hoe leefden de eerste mensen?
A
Net als wij, in stenen huizen.
B
Op een boerderij met kippen.
C
Als nomaden, ook wel jager-verzamelaars genoemd
D
In een flat met televisie

Slide 16 - Quizvraag

Hoe noemen we mensen die steeds rondtrekken, achter de dieren aan?
A
Boeren
B
Jagers
C
Kampeerders
D
Nomaden

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet de tijd waarover geen boeken maar alleen nog spullen én rotstekeningen bestaan?
A
historie
B
eeuw
C
prehistorie
D
jaartelling

Slide 18 - Quizvraag

We weten best veel uit de tijd van de jagers en de boeren (de prehistorie). Hoe?

  1. Er zijn rotstekeningen gevonden waar we veel van hebben geleerd over hoe mensen toen leefden en op welke dieren ze jaagden. 
  2. We hebben veel spullen in de grond gevonden.

Slide 19 - Tekstslide

Archeologen 
We weten zoveel omdat archeologen bij opgravingen oude spullen hebben gevonden, zoals potten, speerpunten en gereedschap. 

Slide 20 - Tekstslide

Hoe kan het dat we zoveel weten over de pre-historie?
A
Alleen door de tekeningen in grotten.
B
Door wat mensen toen op papier hebben geschreven.
C
Door de verhalen op muren/rotsen.
D
Door de rotstekeningen én alle vondsten in de grond.

Slide 21 - Quizvraag

Zonder archeologen hadden wij niks geweten over jagers en verzamelaars. Wat is een archeoloog?
A
Iemand die boeken leest over vroeger.
B
Iemand die rotstekeningen maakt over vroeger.
C
Iemand die in de grond graaft naar dingen van vroeger.
D
Iemand die verhalen vertelt over vroeger.

Slide 22 - Quizvraag

Landbouw
  • Boeren blijven jagen maar gaan ook vee houden: veeteelt
  • bleven daar wonen (trokken niet steeds verder)
  • Eerste huisdieren (tamme wolven).
  • De mensen gaan op HOGE plaatsen wonen op de toendra, op heuvels, omdat de grond daar droog is.

Slide 23 - Tekstslide

Een boerderij en eerste dorpen
Boerderij gemaakt van:

 - leem (soort klei)
- houten palen
- stro op het dak
- Was 8 tot 10 meter lang!


Slide 24 - Tekstslide

De eerste boeren in Nederland woonden in Zuid-Limburg
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Wat deden de vrouwen in de prehistorie?
A
jagen
B
planten en bessen verzamelen

Slide 26 - Quizvraag

In die eerste dorpen woonden meer dan 1000 mensen
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Wat deden de mannen in de prehistorie?
A
jagen
B
planten en bessen verzamelen

Slide 28 - Quizvraag

Welke kleren hadden mensen aan in de prehistorie?
A
Geen kleren.
B
Huiden of vellen van dieren.
C
Bladeren
D
Plastic zakken.

Slide 29 - Quizvraag

Waarin woonden de mensen in de prehistorie?
A
iglo
B
huis van boomstammen
C
in een hol in de grond
D
tent van dierenhuid of een grot

Slide 30 - Quizvraag

Hoe zag Nederland eruit in de prehistorie?
A
Er lag veel ijs, weinig bomen
B
Er was alleen maar strand
C
Hetzelfde als nu
D
Er waren palmbomen

Slide 31 - Quizvraag

Wat deden ze NIET in de prehistorie?
A
Ze speelden met elkaar.
B
Ze gingen soms zwemmen in een beek.
C
Schrijven.
D
Een speer en pijl en boog maken.

Slide 32 - Quizvraag

Wanneer noem je iets een IJSTIJD?
A
Pas als het duizenden jaren heel koud is.
B
Een hele koude winter.
C
Als het een paar jaar heel koud is.
D
Als het een jaar heel koud is.

Slide 33 - Quizvraag

Hoe kwam het dat er heuvels kwamen tijdens de ijstijd?
A
De wind blies zand op een hoop.
B
Het ijs duwde de grond omhoog.
C
De vulkaan barstte uit, zo werden heuvels gevormd.
D
De mensen maakten de heuvels.

Slide 34 - Quizvraag

Was Nederland in de ijstijd HELEMAAL bedekt met sneeuw en ijs in de ijstijd?
A
Ja
B
Nee

Slide 35 - Quizvraag

Hoe noem je iemand die onderzoek doet naar vroeger en daarvoor in de grond graaft?
A
Architect
B
Archeoloog
C
Geograaf
D
Prehistorie

Slide 36 - Quizvraag

Mensen zonder vaste woonplaats in de prehistorie noem je:
A
Nomaden
B
Prehistorie
C
Toendra
D
Zwervers

Slide 37 - Quizvraag

Wat maakten jagers en verzamelaars van de botten van gevangen dieren?
A
Niets
B
Kralen en kettingen
C
Wapens en gereedschap
D
Tentstokken

Slide 38 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen nomaden en boeren?
A
Boeren trekken van plek naar plek en nomaden wonen op één plek.
B
Nomaden trekken van plek naar plek en boeren wonen op één plek.

Slide 39 - Quizvraag

Het eerste huisdier was een
A
kat
B
rendier
C
mammoet
D
wolf

Slide 40 - Quizvraag

Waarvoor gebruikten mensen in de prehistorie vee?
Sleep de 4 goede antwoorden naar het plaatje!
voor de melk
voor het vlees
voor de gezelligheid
wol
ze vonden ze lief
ze hielden van dieren
ze gebruikten de huiden

Slide 41 - Sleepvraag

Waarin woonden de eerste boeren?
Sleep het juiste antwoord naar het huisje.

Slide 42 - Sleepvraag

Wat heb je geleerd?
  • Wat prehistorie is ✔
  • Dat jagers/verzamelaars leven van de natuur ✔
  • Dat jagers nomaden zijn ✔
  • Dat jagers/verzamelaars afhankelijk zijn van de natuur ✔
  • Dat de eerste boeren in Zuid-Limburg Nederland binnenkwamen ✔

Slide 43 - Tekstslide