vreemd gedrag of suicidaal DAO381

vreemd gedrag of suicidaal DAO281/2

1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

vreemd gedrag of suicidaal DAO281/2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Wat wordt in de Triagewijzer met "vreemd gedrag" bedoeld?
A
psychotisch gedrag
B
gedrag dat afwijkt van iemands normale gedrag
C
gedrag dat afwijkt van de norm
D
agressief gedrag

Slide 8 - Quizvraag

Het kan een gevolg zijn van:
A
een delier
B
een drugsintoxicatie
C
hersentumor
D
een hypoglykemie

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wanen en hallucinaties horen bij een psychose.
Een voorbeeld van een waan is:
A
mieren voelen kruipen onder je huid
B
olifantjes zien lopen over het behang
C
overtuigd zijn van het idee god te zijn
D
achterdochtig zijn

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Een waan is dus:
(omschrijf het bondig)

Slide 14 - Open vraag

Een voorbeeld van een akoestische hallucinatie is:
A
de stem van je overleden opa horen die je opdrachten geeft
B
gevoel dat je je tong hebt doorgeslikt
C
het door de muur heen horen van muziek van de buren
D
tinnitus (oorsuizen)

Slide 15 - Quizvraag

hallucinatie
waan
zien van engeltjes op plafond
stemmen horen
overtuigd achtervolgd te worden
denken dat je Poetin kan stoppen door aardbeiensap te drinken
opgegeten worden door termieten

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Bij een delier worden hallucinaties (en soms) wanen gezien. Wat is waar?
A
een delier heeft altijd een psychische oorzaak
B
een delier gaat vanzelf over
C
een delier zie je vooral bij kinderen
D
een delier heeft altijd een somatische oorzaak

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

de DSM-5 is:
A
Diagnostic Statistical Manual
B
Diagnostische Symptomen Meetlint
C
het 5e complex van De Staats Mijnen
D
Diagnostic Statistical Measurement

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met een "tentamen suïcide" (TS)?
A
zelfmoord
B
een suïcide poging
C
aanhoudende doodsgedachten
D
zelfbeschadiging

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

113
A
biedt hulp bij zelfdoding
B
bel je i.p.v. 112 als iemand suicidaal is
C
heeft als doel zelfmoordpreventie
D
biedt acute opname na een zelfmoordpoging

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

wat zijn de 2 hoofdkenmerken van een depressieve stoornis
A
sombere stemming
B
gebrek aan eetlust en afvallen
C
verlangen naar de dood
D
nergens zin of plezier in hebben

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

bij plots staken van chronisch overmatig alcoholgebruik kan een delirium tremens ontstaan. Dat is:
A
verwardheid en een insult
B
verwardheid, hevig trillen en hallucinaties
C
verwardheid en hoge koorts
D
hevige tremor waarna een insult optreedt

Slide 48 - Quizvraag

Wat kan bij DM vreemd gedrag veroorzaken?
A
een hypo
B
een hyper
C
beide
D
geen van beide

Slide 49 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding goed; het is een weergave van hoe een stemming in de loop der maanden kan wisselen.

Slide 50 - Tekstslide

Welke stoornis werd in de afbeelding weergegeven?
A
schizofrenie
B
borderline persoonlijkheid stoornis
C
bipolaire stoornis
D
manisch-depressiviteit

Slide 51 - Quizvraag

welke depressies hebben geen cyclisch patroon?
A
winterdepressie
B
post-partum depressie
C
depressie met vitale kenmerken
D
depressie bij bipolaire stoornis

Slide 52 - Quizvraag

wat is doorgaans de eerste stap in de behandeling van een depressie?
A
antidepressivum
B
EMDR
C
gesprekstherapie (bijv. CGT)
D
benzodiazepine (bijv. diazepam of oxazepam)

Slide 53 - Quizvraag

wat zijn de meest gebruikte antidepressiva?
A
hypnotica
B
tricyclische antidepressiva
C
MAO-remmers
D
SSRI's

Slide 54 - Quizvraag

citalopram is:
A
een SSRI (antidepressivum)
B
een tranquillizer (net als oxazepam)
C
een antipsychoticum
D
een antibioticum

Slide 55 - Quizvraag

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide