Nieuwe les

De VOC voer NIET op
A
Azië
B
Noord-Amerika
C
Afrika
D
Zuid-Amerika
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

De VOC voer NIET op
A
Azië
B
Noord-Amerika
C
Afrika
D
Zuid-Amerika

Slide 1 - Quizvraag

De WIC voer op
A
Indonesië
B
Suriname
C
Scandinavië
D
Amerika

Slide 2 - Quizvraag

De VOC verhandelde vooral
A
Slaven
B
Aardappels
C
Kruiden
D
Maïs

Slide 3 - Quizvraag

De Columbiaanse uitwisseling hield NIET in
A
Dat maïs in Nederland te verkrijgen was
B
Dat men tomaten kreeg in Italië en die als sierplant kon gebruiken
C
Dat native mensen in Amerika de mazelen kregen
D
Dat native mensen in Amerika een hekel hebben aan Columbus

Slide 4 - Quizvraag

Transatlantische driehoekshandel hield in
A
Dat men luxeproducten ruilde voor slaven en die slaven ruilde voor tabak/koffie
B
Dat men in een driehoek van Willem van Oranje, Johan van Oldenbarneveld en Baltasar Gerards handel dreef
C
Dat men uit Japan goud haalde, dat verkocht in Indonesië , daar luxeproducten kocht en dit in Japan weer verkocht
D
Dat de VOC en WIC handelden met de Nederlandse overheid

Slide 5 - Quizvraag

Welke drie producten waren in Nederland niet bekend voor 1492
A
Aardappels, tabak en bananen
B
Aardbeien, rijst en cacao
C
Vanille, kalkoen en rubber
D
Zoete aardappel, ui en alpaca

Slide 6 - Quizvraag

In de Gouden Eeuw waren de meeste Nederlanders
A
Lutheranen
B
Calvinisten
C
Anglicanen
D
Atheïsten

Slide 7 - Quizvraag

De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.

Slide 8 - Quizvraag

De Nederlandse Republiek was bijzonder in de Gouden Eeuw omdat (kruis het foute antwoord aan!)
A
Zij geen koning had
B
Vrouwen ook mochten stemmen
C
Zij heel veel handel dreef
D
Er tolerantie was

Slide 9 - Quizvraag

Absolutisme betekent dat
A
De koning alles beslist
B
Het parlement alles beslist
C
Het volk alles beslist
D
Kinderen alles beslissen

Slide 10 - Quizvraag