H2 - Grammatica H2+H3 grammatica zinsdelen herhalen

Welkom!
Heerlijk | was | de leerling | aan het lezen | in de klas. 
BWB          WG         OW                     WG                        BWB  
timer
10:00
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Heerlijk | was | de leerling | aan het lezen | in de klas. 
BWB          WG         OW                     WG                        BWB  
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Herhalen grammatica:
ow, ov, lv, mv, bwb, ng, wg, hww, zww, kww

Doel: 
- Je verdeelt een zin in zinsdelen.
- Je kunt de zinsdelen benoemen. 
- Je kunt werkwoorden benoemen als hulp-, koppel- of zelfstandig werkwoord. 


Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Vrijdag 10 februari 

Wat moet je kunnen op de repetitie?
1. je kunt zinnen opdelen in zinsdelen
2. je kunt zinsdelen benoemen: ow, pv, lv, mv, bwb, wg en ng 
3. je kunt werkwoorden onderscheiden en benoemen: hww, zww en kww
4. je kunt telwoorden benoemen 


Repetitie Nederlands 

Slide 3 - Tekstslide

1. Ga naar de planner op It's learning
2. Daar vind je een formulier 
3. Dat vul je zelfstandig en in stilte in 
4. Nu heb je meer inzicht in wat je al kan, en wat je nog moet oefenen. Daar ga je mee aan de slag. 


Waar sta jij?

Slide 4 - Tekstslide

Oefenen met: ow, pv, lv, mv en bwb? 
Ga naar de brug blz 242 en maak opdrachten. Ga verder waar je was of maak opdrachten opnieuw.  

Oefenen met NG/WG? 
Ga naar H3 blz 88 en maak opdrachten.  Ga verder waar je was. 

Oefenen met HWW, ZWW en KWW
Ga naar H3 BLZ 90 en maak opdrachten. Ga verder waar je was. 

Meer oefeningen? Ga naar www.cambiumned.nl 
Zelfstandig werken: 

Slide 5 - Tekstslide

Koppelwerkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Een naamwoordelijk gezegde heeft een speciaal werkwoord: koppelwerkwoord
Dat werkwoord koppelt de 'eigenschap' aan het 'onderwerp'. 
Zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen 

Je kunt ze allemaal vervangen door het woordje 'zijn'. Eigenlijk is het koppelwerkwoord een soort =-teken. 

Onze docente bleek onvervangbaar // Onze docente = onvervangbaar
De chauffeur werd ongeduldig // De chauffeur = ongeduldig
Hij schijnt lang te zijn // Hij = lang 

Koppelwerkwoord

Slide 7 - Tekstslide

Is een zinsdeel dat iets zegt over het naamwoord (het onderwerp) en wat diegene is of wordt. 

Naamwoordelijk gezegde: een toestand / eigenschap
Werkwoordelijk gezegde: een activiteit/ iets doen


Naamwoordelijk gezegde

Slide 8 - Tekstslide

De verhalen van Roald Dahl blijven verrassend leuk. 

NG: ?
Bij het NG noteer je naamwoordelijk deel tussen blokhaken:

Slide 9 - Tekstslide

Het baasje van de kat was zenuwachtig voor de operatie van zijn kat. 

NG: was [zenuwachtig]
Bij het NG noteer je naamwoordelijk deel tussen blokhaken:

Slide 10 - Tekstslide

1. Volgende week is een nieuw deel van de A50 klaar. 
2. Volgende week wordt een nieuw deel van de A50 in gebruik genomen. 
3. Wie zou de nieuwe trainer van Ajax worden? 
4.De bloemen zijn door Andrea heel artistiek geschikt. 
5. De bloemen zijn niet voor begrafenissen geschikt.
Benoem NG/WG, onderstreep NG, zet nw. deel tussen blokhaken en benoem KWW

Slide 11 - Tekstslide

1. Volgende week is een nieuw deel van de A50 klaar. 
NG: is [klaar] en kww = is
2. Volgende week wordt een nieuw deel van de A50 in gebruik genomen. 
WG: wordt in gebruik genomen 
3. Wie zou de nieuwe trainer van Ajax worden? 
NG: zou [de nieuwe trainer van Ajax] worden en kww = worden
4.De bloemen zijn door Andrea heel artistiek geschikt. 
WG: zijn geschikt 
5. De bloemen zijn niet voor begrafenissen geschikt.
NG: zijn [niet voor begrafenissen] geschikt 
Antwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Deze week: naamwoordelijk gezegde + kww 

Repetitie grammatica: in week 5 is er een repetitie grammatica (voor de voorjaarsvakantie) 
Toets grammatica: in week 12 (na de voorjaarsvakantie) 

Blijven oefenen met grammatica

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in een zin.
Naamwoordelijk gezegde = alle werkwoorden + eigenschap onderwerp.

- De directeur gooit de bal  = werkwoordelijk gez. 
- De directeur is boos   = naamwoordelijk gez. (want het zegt iets over de toestand van de directeur) 
Naamwoordelijk gezegde

Slide 14 - Tekstslide

Elk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel 

Een naamwoordelijk gezegde heeft ook een naamwoordelijk deel

Werkwoordelijk of naamwoordelijk

Slide 15 - Tekstslide

Elk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel 
Een naamwoordelijk gezegde heeft ook een naamwoordelijk deel

Het werkwoordelijk gezegde =
Alle werkwoorden in een zin (alleen werkwoordelijk deel)
- De bal rolde over het veld

Het naamwoordelijk gezegde =
Werkwoorden + wat erover het OW is of wordt 
(naamwoordelijk deel)
- De bal is  [rond] 
Werkwoordelijk of naamwoordelijk
naamwoordelijk deel
werkwoordelijk deel

Slide 16 - Tekstslide