woordenschat 1.1

Waar denk jij aan bij
'de buurt'?
1 / 21
volgende
Slide 1: Woordweb
WoordenschatBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Waar denk jij aan bij
'de buurt'?

Slide 1 - Woordweb

Waar is de volgorde van
klein naar groot goed?
A
buurt - wijk - dorp
B
dorp - wijk - buurt
C
buurt - dorp - wijk

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de betekenis van bereikbaar?
A
Ergens niet kunnen komen.
B
Ergens kunnen komen.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de goede omschrijving voor
'de buurt'?
A
De omgeving waarin je werkt.
B
De omgeving in je huis.
C
De omgeving waarin je woont.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord
'huurhuis'?
A
Een huis dat je koopt.
B
Een huis dat je leent.
C
Een huis dat je verkoopt.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste betekenis van de aantekening?
A
Dat wat je leest.
B
Dat wat je opschrijft.
C
Dat wat je zegt.

Slide 6 - Quizvraag

De betekenis van maximaal is...
A
Het meeste of het hoogste.
B
Het minste of het laagste.

Slide 7 - Quizvraag

De nieuwbouwwijk is...
A
... een wijk waar nieuwe mensen komen wonen.
B
... een wijk waar nieuwe bouwvakkers werken.
C
... een wijk waar nieuwe huizen en wegen zijn.

Slide 8 - Quizvraag

Openbaar =
A
Wat iedereen kan gebruiken.
B
Wat niemand mag gebruiken.
C
Alleen voor mensen die niet naar de kerk gaan.

Slide 9 - Quizvraag

Schaars is een ander woord voor...
A
Veel.
B
Weinig.
C
Te veel.
D
Niks.

Slide 10 - Quizvraag

Met een transportmiddel kun je...
A
Niets of niemand van de ene naar de andere plaats brengen.
B
Iets of iemand van de ene naar de andere plaats brengen.

Slide 11 - Quizvraag


Wat past het best bij narcose?
A
ziekenhuis
B
park
C
bibliotheek

Slide 12 - Quizvraag


Borstelen doe zeer, want het meisje heeft klitten in haar haar.
Wat zijn klit .
A
verwarde knoop
B
dichte deur
C
stekelige knop

Slide 13 - Quizvraag


Wat past het best bij publiceren?
A
een boek
B
een appel
C
een bankpas

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord moet op de streep staan?
Ik ben lid van de bibliotheek. Ik ben dus een ....... .
A
genodigde
B
abonnee
C
volgeling

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord moet op de streep staan?
Ik geef geld aan een goed doel. Ik ben dus een ....... .
A
burger
B
donateur
C
collectant.

Slide 16 - Quizvraag

Welk woord past hierbij?
Ik weet ongeveer wat ik moet uitrekenen. 
A
precies
B
globaal
C
exact

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord past hierbij?
Dat is geen feit maar zijn mening.
A
effectief
B
positief
C
subjectief

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Link

Snappet

Slide 20 - Tekstslide

Ik weet de betekenis van de woorden die passen bij het thema
'de buurt'.
A
Jazeker!
B
Nou nee...
C
Nog niet allemaal.

Slide 21 - Quizvraag