Paragraaf 3 De Woningfinanciering

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

4.3 De woningfinanciering

Lesopbouw

• Evaluatie

• Bespreken aantal opdrachten.  (zelf inbrengen)
• uitleg max 10-15 minuten
• opdrachten maken overige 20 minuten

Verwachtingen

• luisteren uitleg
• vragen stellen als je iets snapt (naar voren komen)
• huiswerk maken

Paragraaf 2 Hoofdstuk 4

6, 8 en 10

Hypotheek

hypotheeklening 

huis = onderpand 

Hypotheek

Een hypothecaire lening is een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand.

Hypotheeklasten

- Aflossing lening en rentekosten

- Worden per maand betaald

Rentepercentage

• Variabele rente  
• de bank kan het rentepercentage veranderen
• Vaste rente 
• het rentepercentage staat vast gedurende een afgesproken periode.

Maximaal hypotheekbedrag

• hoogte van je inkomen
• de getaxeerde waarde van  het huis

Soorten hypotheek

• Annuïteit
• Lineair

Annuïteit

• Maandbedrag blijft hetzelfde
• In het begin veel rente en weinig aflossing

Lineair

• Maandbedrag wordt steeds lager
• Aflossing blijft gelijk 
• Dus steeds minder rente

Hypothecaire lening

• De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
• Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.
• 
  

Rekensom hypothecaire lening

• Stel je sluit een lineaire hypotheek af van € 240.000. De looptijd van de lening is 30 jaar. De rente bedraagt 3% per jaar. Aan rente en aflossing betaal je in het eerste jaar samen € 15.200.
• Hoeveel lossen ze in het eerste jaar af op hun hypotheek?

Rekensom hypothecaire lening

• Totale bedrag jaar 1 = aflossing + rente = € 14.600
  
• Rente = € 240.000 : 100 x 3  = € 7.200
• Aflossing = € 15.200 - € 7.200 = € 8.000
• (  Elk jaar wordt er namelijk afgelost € 240.000 : 30= € 8.000)

Hypothecaire lening

• De hypotheek bestaat uit aflossing en rente
• Rente betaal je maar zorgt NOOIT voor daling van de hypotheekschuld.
• 
  

Huiseigenaren kunnen financieel problemen krijgen als

• hun inkomen daalt
  
• ze hun huis moeten verkopen terwijl de hypotheek hoger is dan de waarde van de woning

paragraaf 4.3

maken 1 tot met  3,

 5, 7 , 9 tot met 11

Bij een lineaire hypotheek

1. Betaal je elke maand in totaal evenveel.
2. Betaal je elke maand evenveel rente.
3. Betaal je elke maand evenveel aflossing.

Verhuurder

Huurder

Woningverbetering

Klein onderhoud

Groot onderhoud

Wat doet een makelaar?

1. Deze helpt met verhuizen
2. Deze helpt met schilderen van een nieuw huis
3. Helpt met het zoeken en kopen van een huis

Wat is een nadeel van een lineaire hypotheek?

1. Je betaalt in totaal veel rente.
2. Je moet in totaal veel aflossen.
3. De kosten zijn in totaal heel hoog.
4. In het begin zijn de maandlasten heel hoog.

Wat is een voordeel van een Annuïteiten hypotheek?

1. De maandelijkse lasten worden steeds minder.
2. De maandelijkse lasten zijn altijd gelijk.
3. De maandelijkse lasten zijn altijd anders.
4. De maandelijkse lasten veranderen vaak.

Welke opmerking over een annuïteiten hypotheek is waar?

1. Je betaalt elke periode evenveel aflossing.
2. Je betaalt elke periode evenveel rente.
3. Je betaalt elke periode in totaal evenveel.
4. Je betaalt elke periode in totaal steeds minder.