werkwoordspelling

werkwoordspelling
Je oefent:
persoonsvorm tt  (enkelvoud en meervoud)
persoonsvorm vt  (enkelvoud en meervoud)
voltooid deelwoord
infinitief
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

werkwoordspelling
Je oefent:
persoonsvorm tt  (enkelvoud en meervoud)
persoonsvorm vt  (enkelvoud en meervoud)
voltooid deelwoord
infinitief

Slide 1 - Tekstslide

Tijn........Carnaval helemaal geweldig.

vinden (tt)
A
vind
B
vindt
C
vint
D
vond

Slide 2 - Quizvraag

Demi........morgen naar Zutphen.
verhuizen (tt)
A
verhuist
B
verhuisdt
C
verhuisd
D
verhuis

Slide 3 - Quizvraag

Ik ....... paprikachips het lekkerst.

vinden (tt)
A
vindt
B
vint
C
vind
D
vond

Slide 4 - Quizvraag

Wij........vorige week verrast met een bloemetje.
worden

A
worden
B
wordden
C
werden
D
werd

Slide 5 - Quizvraag

.......jij ook zo blij als het weekend is?

worden
A
wordt
B
word
C
wort
D
werd

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vaak ........ je hond eigenlijk uitgelaten?
worden (tt)
A
word
B
werd
C
wordt
D
wort

Slide 7 - Quizvraag

Ik ........ niet van pure chocolade.
houden
A
houd
B
houdt
C
hout
D
hou

Slide 8 - Quizvraag

Het .........regelmatig dat ik mijn sleutels kwijt ben.
gebeuren.
A
gebeuren
B
gebeurt
C
gebeurd
D
gebeur

Slide 9 - Quizvraag

Gisteren is er iets vreemds.........
gebeuren
A
gebeurt
B
gebeurde
C
gebeurd
D
gebeurdt

Slide 10 - Quizvraag

Hij .........gisteravond dat er een inbreker in huis was.
vermoeden
A
vermoedde
B
vermoed
C
vermoede
D
vermoedt

Slide 11 - Quizvraag

Sander heeft wel eens 13 kilometer met zijn hond..........
rennen
A
rent
B
gerend
C
gerent
D
rende

Slide 12 - Quizvraag

Het.......tijd de ramen weer eens te zemen.
worden
A
wordt
B
wort
C
word
D
worden

Slide 13 - Quizvraag

Marjolein .......vorige week ruim een uur.
zwemmen
A
zwem
B
zwemmen
C
zwemde
D
zwom

Slide 14 - Quizvraag

Milan .......voetbal leuker dan turnen.
vinden
A
vindt
B
vint
C
vind
D
vinden

Slide 15 - Quizvraag

Sander.......niet echt van wintersport.
houden
A
hout
B
houdt
C
houd
D
houden

Slide 16 - Quizvraag

Hij.......vorige week nog niet dat hij een toets had.
weten
A
weet
B
weten
C
wist
D
weette

Slide 17 - Quizvraag

We hebben vorige week in Arnhem.....
shoppen
A
geshopd
B
geshopt
C
geshoppen
D
geshopdt

Slide 18 - Quizvraag

Ik .......vroeger niet van bloemkool, maar nu lust ik het wel.
houden
A
houd
B
houdt
C
hield
D
hielde

Slide 19 - Quizvraag

Daan ......om in het vervolg vaker aanwezig te zijn.
beloven
A
belooft
B
beloofde
C
beloofd
D
beloofdt

Slide 20 - Quizvraag