Weer en Klimaat

Wat moet je weten?
  • Weer (?) & klimaat (?)
  • de 5 weerselementen
  • soorten luchtdrukken
  • bewolkingsgraad
  • weerbericht interpreteren
  • klimaten herkennen
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat moet je weten?
  • Weer (?) & klimaat (?)
  • de 5 weerselementen
  • soorten luchtdrukken
  • bewolkingsgraad
  • weerbericht interpreteren
  • klimaten herkennen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen weer & klimaat?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Video

Klimaat
Klimaatfactoren:
  • Breedteligging: rondom evenaar, loodrechte instraling zon, dus hoge temperaturen en stijgingsregens. Passaatwinden vanaf zee. 
  • Zeestroom: warm, dus warme vochtige aanlandige wind. 
  • Reliëf: stuwingsregens zuidoostkust, regenschaduw
  • ITCZ: Equatoriaal lagedrukgebied verschuift

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Wat is geen weerselement?
A
temperatuur
B
neerslag
C
wind
D
zon

Slide 6 - Quizvraag

Bewolkingsgraad 100%

Slide 7 - Tekstslide

bewolkingsgraad = 0%

Slide 8 - Tekstslide

Het klimaat = het gemiddelde weer gemeten over...
A
5 tot 10 jaar
B
40 tot 50 jaar
C
30 tot 40 jaar
D
20 tot 25 jaar

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video



Verschillende soorten klimaten

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Welk klimaat heeft Nederland?
A
Toendraklimaat
B
Zeeklimaat
C
Hooggebergte
D
Landklimaat

Slide 14 - Quizvraag

Nederlands zeeklimaat

Slide 15 - Woordweb

Zeeklimaat
- Het zeeklimaat komt in een groot deel van Europa voor.    Kenmerken: het hele jaar door neerslag en gematigde temperatuur. In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.

Slide 16 - Tekstslide

Welk kenmerk van het zeeklimaat is juist?
A
In de zomer komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
B
In de lente komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
C
In de winter komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.
D
In de herfst komt de gemiddelde temperatuur niet onder -3°C.

Slide 17 - Quizvraag

Middellandse Zeeklimaat
- Het Middellandse Zeeklimaat, in het zuiden van Europa, is gemiddeld iets warmer en in de zomer veel droger.
- Gebieden waar bijna geen neerslag valt kennen droge klimaten.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Wat geeft de rode lijn aan in een klimaatgrafiek?
A
De hoeveelheid neerslag in mm.
B
Het aantal graden Celsius.
C
De hoeveelheid neerlag in liter.
D
Het aantal graden in mm.

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekenen de blauwe balkjes in een klimaatgrafiek?
A
De neerslag in mm.
B
De neerslag in liters.
C
De temperatuur in graden Celsius.
D
De temperatuur in meters.

Slide 21 - Quizvraag

Windrichtingen
  • Westkust heeft vaak aanlandige wind (=neerslag, matigende temp.)
  • Noordoosten heeft vaak aflandige wind, dus invloed zee op klimaat klein (New York ligt aan zee maar heeft landklimaat)


Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Wat is luchtdruk?
  • Luchtdruk => het gewicht van de lucht dat op de aarde drukt
  • Meten => barometer
  • Eenheid => hectopascal (hPa), millibar (Mb)
  • Op de weerkaart te zien => isobaren = alle punten met dezelfde luchtdruk verbonden door een lijn.
  • Je hebt hoge drukgebieden en lage drukgbieden
Weerkaart met isobaren: Hoe dichter de isobaren bij elkaar liggen, hoe harder het waait.

Slide 24 - Tekstslide

0

Slide 25 - Video

Hoge druk 
Hoge druk = dalende lucht
Symbool op de kaart = H
Getal > 1000 is H

Welk weertype hoort bij H?
- geen bewolking
- warm in de zomer
- koud in de winter


Slide 26 - Tekstslide

Lage druk
Lage druk = stijgende lucht
Symbool op de kaart = L
Getal < 1000 = L

Welk weertype hoort bij L?
- wolken
- neerslag
- koel in de zomer
- zacht in de winter

Slide 27 - Tekstslide

0

Slide 28 - Video

Het weer als de luchtdruk verandert..
Onthouden: Lucht stroomt ALTIJD van H naar
                   Dit is => wind
Onthouden: Hoe groter het verschil in luchtdruk, hoe harder 
                    het waait.

Hoe zie je dat op een weerkaart? => isobaren

Slide 29 - Tekstslide

Landklimaat
- Ver van de kust neemt de invloed van de zee af. De gemiddelde zomertemperatuur gaat omhoog en de gemiddelde wintertemperatuur gaat naar beneden. Zonder aanlandige wind warmt het land sterk op in de zomer en koelt het snel af in de winter. 
- De gemiddelde wintertemperatuur van het landklimaat ligt tussen -3 ºC en -10 ºC.
-De overgang van het zeeklimaat naar het landklimaat gaat geleidelijk.

Slide 30 - Tekstslide

Toendra klimaat
- Gebieden op hoge breedte, waar de gemiddelde temperatuur altijd onder -10°C is, hebben een toendraklimaat. Die zomertemperatuur is de boomgrens en de grens tussen het landklimaat en het toendraklimaat. 
- In deze landschapszone in de poolstreken groeien mossen, grassen en lage struiken.
- Het kan nog kouder: in het sneeuwklimaat zijn de gemiddelde maandtemperaturen altijd onder nul. Er groeit niets.

Slide 31 - Tekstslide

Wat is de begroeiing in het toendraklimaat?
A
Loofbomen
B
Er groeit helemaal niks.
C
Naaldbomen
D
Lage struikjes, mossen en grassen.

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Van welk klimaat is hooggebergte een kenmerk?
A
Zeeklimaat
B
Landklimaat
C
Hooggebergteklimaat
D
Toendraklimaat

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

0

Slide 37 - Video

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Hoogtegordels
5. Boven op de berg ligt eeuwige sneeuw.
4. Hieronder vind je de rotsgordel.
3. Daaronder ligt de Alpenweide.
2. Bijna beneden zijn de naaldbomen te vinden.
1. Helemaal onderaan zijn de loofbomen te vinden.

Slide 40 - Tekstslide

Wat is de bovenste hoogtegordel?
A
Naaldbomen
B
Eeuwige sneeuw
C
Loofbomen
D
Alpenweide

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de derde hoogtegordel?
A
Loofbomen
B
Rotsgordel
C
Alpenweide
D
Naaldbomen

Slide 42 - Quizvraag

Hoeveel graden Celsius daalt de temperatuur per 100 m?
A
0,6°C.
B
6°C
C
1°C
D
3°C

Slide 43 - Quizvraag

Als je 100 meter omhoog gaat, en het was 10ºC, hoe warm is het nu?
A
10,6ºC
B
16ºC
C
9,4ºC
D
4ºC

Slide 44 - Quizvraag

Slide 45 - Tekstslide

Welk begrip hoort hierbij: Droog gebied dat ontstaat door de beschutte ligging achter een gebergte.

Slide 46 - Open vraag

Wind

Slide 47 - Tekstslide

Wind

Wind
Wind = bewegende lucht
wind stroomt van gebieden met veel lucht naar gebieden met weinig lucht
De schaal van Beaufort geeft de windsnelheid aan

Slide 48 - Tekstslide

Nu in de les..
Maak van blz 5 werkboek :
  • Opdracht 1 t/m 7

timer
20:00000

Slide 49 - Tekstslide

Windrichtingen op aarde
Wind stroomt van H -> L
Let op: de aarde draait om zijn eigen as
Gevolg: wind heeft een afwijking!

Wet van Buys Ballot:
Noordelijk Halfrond: wind draait naar rechts
Zuidelijk Halfrond: wind draait naar links
Op de kaart zie je de grote windsystemen op aarde. Door de Wet van Buys Ballot krijgt wind een afwijking. 

NH: afwijking naar rechts
ZH: afwijking naar links

Let op: ALTIJD KIJKEN MET DE WIND IN JE RUG!

Slide 50 - Tekstslide

0

Slide 51 - Video