2C. Voorbereiding Thema 7. Wereldhandel? (Blok 1 & 2)

Thema 7 Wereldhandel?
Blok 1 Peper en nootmuskaat
Blok 2 Koffie en suiker
10 oktober 2018

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 7 Wereldhandel?
Blok 1 Peper en nootmuskaat
Blok 2 Koffie en suiker
10 oktober 2018

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen...
  • Uitleg over de toets
  • Quiz (alle stof)

  • Begrippen spel

  • 4e lesuur: Begrippen + foto + korte uitleg door leerlingen.

Slide 2 - Tekstslide

De toets....
Bestaat uit drie delen:
  1. Gesloten vragen (meerkeuzevragen, korte invulvragen)
  2. Open vragen
  3. Begrippen (7 begrippen)



Slide 3 - Tekstslide

Regels...
  1. Toetsduur is 50 min.
  2. Je mag alleen met pen schrijven> NIET met potlood!!
  3. Ben je klaar, pak een boek en ga lezen.
(Mag ook tijschrift, werkboek)

4. Je mag absoluut niet opstaan zonder toestemming!
5. Vingers opsteken als je een vraag hebt.





Slide 4 - Tekstslide

Stelling:
In de 16e eeuw bleef Antwerpen bij Nederland horen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Welke havenstad in de 16e eeuw werd een concurrent van Nederland?
A
Rotterdam
B
Utrecht
C
Antwerpen
D
Brugge

Slide 6 - Quizvraag

Waarom was het makkelijk voor Nederland om de schepen van Antwerpen te blokkeren?
A
Nederland had veel wapens en kon de schepen makkelijk neerschieten.
B
De schepen gingen via Zeeland en Zeeland is van Nederland.
C
Nederland had met Antwerpen afgesproken dat het niet meer mocht.
D
Alle antwoorden zijn onjuist.

Slide 7 - Quizvraag

In welk jaar ontdekte de Nederlanders de weg naar Azië?
A
1500
B
1595
C
1602
D
1700

Slide 8 - Quizvraag

Amsterdam is een doorvoerhaven geweest.
Wat wordt er bedoeld met een doorvoerhaven?

A
Via een doorvoerhaven werden producten vervoerd naar andere gebieden.
B
Een doorvoerhaven is een haven met alleen schepen.
C
Een doorvoerhaven is een bezichtiging plek voor toeristen.
D
Alle antwoorden zijn onjuist

Slide 9 - Quizvraag

In 1602 ....
A
Ontstond er oorlog.
B
Ging de VOC failliet.
C
Werd VOC opgericht.
D
Alle antwoorden zijn onjuist.

Slide 10 - Quizvraag

In 1799 ....
A
Ontstond er oorlog.
B
Ging de VOC failliet.
C
Werd VOC opgericht.
D
Alle antwoorden zijn onjuist.

Slide 11 - Quizvraag

Stelling:
De VOC had recht om forten te bouwen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Stelling:
De VOC had alleenrecht op de specerijen handel.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Waarom ging de VOC failliet?
A
Doordat de VOC slecht werd bestuurd.
B
Door de concurrentie.
C
Beide antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quizvraag

Vóór 1498
Ná 1498
Reis duurt ongeveer     2 jaar
Reis duurt ongeveer       9 maanden

Slide 15 - Sleepvraag

Stelling:
De boeren in Indië verbouwen liever koffie dan rijst.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Stelling:
Over het cultuurstelsel waren de boeren in Indonesië tevreden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Stelling over het cultuurstelsel:
De boeren krijgen geen vaste prijs voor hun gewassen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Een bedrijf met vestigingen over de hele wereld noem je een...
A
Onderneming
B
Handelsonderneming
C
Multinational
D
Aandeel

Slide 19 - Quizvraag

Een onderneming die goederen koopt en verkoopt, maar deze goederen niet bewerkt noem je een....
A
Andeel
B
Onderneming
C
Multinational
D
Handelsonderneming

Slide 20 - Quizvraag

Hoe kon de VOC zijn handelsreizen vergoeden?
A
Door geld in te zamelen.
B
Door aandelen uit te geven.
C
Door veel geld te sparen
D
Alle antwoorden zijn onjuist.

Slide 21 - Quizvraag

Zet alles in de juiste volgorde.
VOC failliet
Indische vorsten in opstand
Invoering cultuurstelsel
Indonesië onafhankelijk

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is omzet?
A
Het geldbedrag dat is verdiend met de verkoop van producten.
B
De hoeveelheid producten dat is verkocht.
C
Brutowinst.
D
Nettowinst.

Slide 23 - Quizvraag

x
=
Verkoopprijs
Afzet
Omzet 

Slide 24 - Sleepvraag

Begrippen opdracht


Zoek het juiste antwoord bij het juiste begrip...

Slide 25 - Tekstslide

Begrippen opdracht
Kies twee begrippen en maak er een tekening bij.

> Twee tekening per groep (inleveren).

> Schrijf op je blaadje:
- Het begrip
- Namen van je groepje

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide