Herhaling H7 en H8

Exameneenheid internationale ontwikkeling

Hoofdstuk 7 en 8
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Exameneenheid internationale ontwikkeling

Hoofdstuk 7 en 8

Slide 1 - Tekstslide

WAAROM heeft Nederland een open economie?

Slide 2 - Open vraag

WAAROM Open Economie
We hebben een open economie, omdat we nu eenmaal niet alles zelf kunnen maken. 
Dus we importeren veel (producten uit buitenland kopen) en we exporteren veel (producten aan buitenland verkopen).

Slide 3 - Tekstslide

Hoe bereken je de importquote van een land?

Slide 4 - Open vraag

Import & Export
Op het moment dat je producten importeert, kost het geld.
Als je producten exporteert, levert het geld op. 
Het resultaat van deze geldstromen is zichtbaar in de betalingsbalans.

Slide 5 - Tekstslide

Betalingsbalans
Meer import dan export? Dan is er een tekort op de betalingsbalans
Meer export dan import? Dan is er een overschot.

Slide 6 - Tekstslide

welke situatie op de betalingsbalans, hoort bij welke Eurokoers?
De koers van de Euro gaat omhoog
De koers van de Euro gaat omlaag.
De koers van de Euro blijft hetzelfde.
Stel, NL heeft een overschot op de betalingsbalans.
Stel, NL heeft een tekort op de betalingsbalans.
Stel, NL heeft een evenwicht op de betalingsbalans.

Slide 7 - Sleepvraag

De centrale bank heeft als doel de waarde van de euro te bewaken.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe kan de Centrale bank de koers van de Euro beïnvloeden?
A
Door leningen te geven.
B
Door boetes te geven.
C
Door de rente te verhogen of verlagen.
D
Door de prijzen te veranderen.

Slide 9 - Quizvraag

Waarom koers bewaken?
Het bewaken van de koers van de Euro is van belang om de handel te bevorderen. Hoe minder koersveranderingen, hoe makkelijker internationaal handelen.

Slide 10 - Tekstslide

Welke organisatie probeert de internationale handel te bevorderen?
A
De overheid.
B
De WTO / WHO
C
Het CBS
D
De KvK

Slide 11 - Quizvraag

Als meerdere landen samen handelen en samen afspraken maken heb je te maken met een vrijhandelszone, bijvoorbeeld Europa.

Slide 12 - Tekstslide

Binnen europa geldt er vrijehandel in / voor:

Slide 13 - Open vraag

Binnen de EU is er dus vrijhandel in goederen/diensten, kapitaal & personen. Hoe noem je het als je ook dezelfde munt gebruikt?

Slide 14 - Open vraag

Vrijhandelszone
Binnen een vrijhandelszone kan je dus vrij handelen, maar dat geldt niet voor de handel met klanten die daarbuiten vallen. Vaak zijn er protectiemaatregelen tegen de klanten die NIET tot de vrijhandelszone behoren...

Slide 15 - Tekstslide

Wie wordt er door de vrijhandelszone beschermt?
De consumenten
De producenten
de consumenten & de producenten

Slide 16 - Poll

Vrijhandelszone beschermt
Een vrijhandelszone beschermt dus de producenten IN die vrijhandelszone tegen concurrentie van buiten de vrijhandelszone. Daardoor is ook de werkgelegenheid beschermd....

Slide 17 - Tekstslide

Welke protectiemaatregelen zijn er?

Slide 18 - Open vraag

Protectiemaatregelen:
  1. Contingentering
  2. exportsubsidies
  3. importbelasting
  4. kwaliteitseisen

Slide 19 - Tekstslide

Welk effect hoort bij welke maatregel?
Importbelasting
Exportsubsidie
Contingentering
Kwaliteitseisen
Geïmporteerde producten worden duurder
Het exporteren van producten goedkoper.
voorkomen dat er teveel producten de vrijhandelszone binnenkomen.
Voorkomen dat de ene fabrikant makkelijker kan produceren dan de ander.

Slide 20 - Sleepvraag

Protectiemaatregelen.
Beschermen dus 'onze' producenten. Dat heeft dus gevolgen voor de producenten die niet in de vrijhandelszone zitten. En daarmee dus ook voor andere landen, bijvoorbeeld ontwikkelingslanden. 

Slide 21 - Tekstslide

Wat hoort waarbij? En ja, sommige zaken zijn inderdaad een beetje dubbel. (maar heb ik geen rekening mee gehouden)
Oorzaak
Kenmerk
Slechte infrastructuur
Hoge geboortecijfers
Analfabetisme
Ondervoeding
Hoge werkloosheid
Monocultuur
Protectiemaatregelen

Slide 22 - Sleepvraag

Ontwikkelingslanden
Dus ontwikkelingslanden hebben vaak slechte vestigingsomstandigheden (geen of slechte infrastructuur, geen stabiele overheid, slechte voorzieningen). Gezondheidszorg en onderwijs, dingen die wij heel gewoon vinden... zijn dat daar niet.....

Slide 23 - Tekstslide

Landbouw
Ontwikkelingslanden zijn vaak ook afhankelijk van landbouw en produceren dan vaak ook nog maar 1 product, bijvoorbeeld alleen koffie... 

Slide 24 - Tekstslide

Hoe noem je het wanneer er eigenlijk alleen maar sprake is van de productie van maar EEN product?

Slide 25 - Open vraag

Monocultuur
Gaat het goed met de oogst, dan heb je gelijk ook heel veel. Veel aanbod=lage prijs :-(
Gaat het slecht met de oogst, dan is er dus weinig aanbod en een hoge prijs... maar jij hebt nauwelijks product te verkopen

Slide 26 - Tekstslide

Hoe zou je er nou voor kunnen zorgen dat je altijd een beetje een constante inkomstenbron hebt van je productie?

Slide 27 - Open vraag

Uit de armoede komen
Dat is voor veel ontwikkelingslanden erg moeilijk. Ze zitten gevangen in een vicieuze cirkel waar ze zonder hulp eigenlijk niet uit kunnen komen.

Slide 28 - Tekstslide

Maak de vicieuze cirkel..
armoede
2
3
4
5
geen geld voor investeringen
Lage opbrengst

Lage productie
Eenvoudige productiemethode

Slide 29 - Sleepvraag

UIT DE ARMOEDE
Er zijn dus oplossingen om uit de armoede te komen. Door de vicieuze cirkel te doorbreken. Door landen te helpen met hulp, onderwijs, gezondheidszorg, advies. 
"Door het geven van een hengel... ipv alleen vis". 

Slide 30 - Tekstslide

Noem enkele voorbeelden van structurele hulp.

Slide 31 - Open vraag

Structurele hulp
Is hulp die voor de langere termijn is, bijvoorbeeld het investeren in onderwijs en gezondheidszorg. 
Noodhulp is juist hele snelle hulp. vandaag een aardbeving, morgen een vliegtuig met hulpgoederen.

Slide 32 - Tekstslide

Wat is Bilaterale hulp?

Slide 33 - Open vraag

Bilaterale hulp
Is hulp, direct van het ene land naar het andere land. Er zijn dus maximaal twee landen bij betrokken. Het is directer en het voordeel kan zijn dat je er ook makkelijk voorwaarden aan kan verbinden. "Hier heb je 10 miljoen, bedoeld om scholen te bouwen." Dat noem je gebonden hulp

Slide 34 - Tekstslide

Multilaterale hulp
Is hulp van vele landen naar andere landen. Dat gaat via organisaties als de VN, Unicef etcetera. Dit is meer algemeen, minder direct en ongebonden.

Slide 35 - Tekstslide

Een andere vorm van hulp is zeer direct en wordt vertrekt aan klein ondernemers.. hoe noem je dit?

Slide 36 - Open vraag

Een microkrediet
Is hulp door hulporganisaties direct aan kleine ondernemers. Het doel van microfinanciering is mensen zelf laten werken aan hun toekomst. Vaak is 50 tot 500 euro al genoeg om een bedrijf te beginnen of te laten groeien. 

Slide 37 - Tekstslide

En wij?
Wat kunnen wij doen? 
Een van de problemen was de protectie van vrijhandelsgebieden. We kunnen fair trade producten kopen. We kunnen ervoor zorgen dat producten uit die landen WEL in de EU verkocht kunnen worden. 

Slide 38 - Tekstslide

Ga aan de slag met de lesbrief H7 en H8

Slide 39 - Tekstslide