P1 - Les 3A - Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

Welkom bij geschiedenis
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij geschiedenis

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat een verzorgingsstaat is.
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat de verstedelijking te maken heeft met slechte leefomstandigheden.
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat sociale zekerheid betekend.

Slide 2 - Tekstslide

Onze afspraken
  1. In onze klas mag je altijd een vraag stellen. 
  2. Rust in de klas                                        - Als ik uitleg -> stilte.                          - Geconcentreerd werken -> stilte
  3. Telefoon, jassen, petten en AirPods zijn niet zichtbaar zonder mijn toestemming. 
  4. Vertrouwen

Slide 3 - Tekstslide

Staatsinrichting 
van Nederland
Oefenen


Slide 4 - Tekstslide

Noem twee gevolgen voor de Nederlandse koning van het Revolutiejaar. Nooem alleen de begrippen.

Slide 5 - Open vraag

Bij welke politieke stroming hoort deze persoon?
A
Liberalen
B
Rooms-Katholieken
C
Protestanten
D
Socialisten/Sociaal-Democraten

Slide 6 - Quizvraag

Wie is dit?
A
Abraham Kuyper
B
Pieter Jelles Troelstra
C
Ferdinand Domela Nieuwenhuis
D
Herman Schaepman

Slide 7 - Quizvraag

Bij welke partij hoort deze persoon?
A
Vrijheidsbond
B
Anti-Revolutionaire Partij (ARP)
C
Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP)
D
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP)

Slide 8 - Quizvraag

8 uur werken
8 uur slapen
8 uur vrije tijd

Welke partij wil dit bereiken voor de arbeiders?
A
SDAP
B
Vrijheidsbond
C
RKSP
D
ARP

Slide 9 - Quizvraag

Welke partij wilde algemeen kiesrecht voor mannen?
A
ARP
B
SDB
C
SDAP
D
liberale Unie

Slide 10 - Quizvraag

Welke politieke leider kwam op voor de 'gewone mens' of 'kleine luyden'?
A
Schaepman
B
Thorbecke
C
Troelstra
D
Kuyper

Slide 11 - Quizvraag

Welke socialistische partij wilde een parlementaire democratie?
A
SDB
B
SDAP

Slide 12 - Quizvraag

Nederland kreeg in 1848 een nieuwe grondwet. Hieronder staan vier uitspraken over deze grondwet. Welke twee uitspraken zijn juist?
A
Met de nieuwe grondwet werd de schoolstrijd opgelost.
B
Nederland werd een constitutionele monarchie.
C
Het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging werd in de grondwet vastgelegd.
D
De nieuwe grondwet was het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid.

Slide 13 - Quizvraag

Jorge Zorreguieta zal noch bij de verloving noch bij het huwelijk van zijn dochter Máxima met kroonprins Willem-Alexander aanwezig zijn. Het koninklijk huis en de Argentijnse schoonfamilie hebben zich er door minister-president Kok van laten overtuigen dat het in het belang van het huwelijk is dat de schoonvader er niet bij is. Vanavond verloven kroonprins Willem-Alexander en zijn vriendin Máxima Zorreguieta zich op paleis Noordeinde. Daar zullen zij zich presenteren aan het Nederlandse volk.

Welk begrip past het best bij deze bron?
A
constitutionele monarchie
B
onschendbaarheid
C
ministeriële verantwoordelijkheid
D
democratie

Slide 14 - Quizvraag

In 1960 was er een groot tekort aan woningen. Daarom vond de Tweede Kamer dat er extra woningen moesten worden gebouwd. Het kabinet weigerde dit, omdat er niet genoeg bouwvakkers waren. Daarop moest het kabinet aftreden.
Welke uitspraak bij de tekst is juist?

Bij een ruzie tussen het kabinet en de Tweede Kamer:
A
bepaalt de koning(in) wie gelijk heeft.
B
is de Tweede Kamer de baas.
C
worden de leden van de Tweede Kamer ontslagen.

Slide 15 - Quizvraag

Socialisten vinden ... het allerbelangrijkste:
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
veiligheid
D
vrije tijd

Slide 16 - Quizvraag

Liberalen vinden ... het aller belangrijkste
A
vrijheid
B
gelijkheid
C
geld
D
geloof

Slide 17 - Quizvraag

Waarom zaten er lang geen socialisten in de Nederlandse regering?
A
De socialisten waren net opgericht en moesten nog bekend worden.
B
Mensen dachten dat de socialisten gevaarlijk waren
C
De koning wilde niet dat er socialisten macht zouden krijgen.
D
Er was censuskiesrecht, daardoor mochten alleen de 'rijken' stemmen.

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel leden heeft de Eerste Kamer?
A
45
B
55
C
65
D
75

Slide 19 - Quizvraag

Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
130
D
150

Slide 20 - Quizvraag

Vrijheid van meningsuiting is een klassiek grondrecht.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quizvraag

Het recht op werk is een sociaal grondrecht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quizvraag

Vrijheid van onderwijs is een sociaal grondrecht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Koning Willem I was onschendbaar.
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Bij welke zuil hoort hetgeen je in deze foto ziet?
A
Socialisten
B
Protestanten
C
Rooms-Katholieken
D
Liberalen

Slide 25 - Quizvraag

Ministeriële verantwoordelijkheid betekent dat
A
De minister is verantwoordelijk voor zichzelf
B
De minister moet verantwoording afleggen aan de koning
C
De minister moet verantwoording afleggen aan het parlement
D
De minister moet verantwoording afleggen aan de minister-president

Slide 26 - Quizvraag

Nieuw in de Grondwet van 1848 was:
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
De regering is de hoogste macht
D
Recht op onderwijs

Slide 27 - Quizvraag

Wie is dit?
A
Aletta Jacobs
B
Koningin Wilhelmina
C
Wilhelmina Drucker
D
Emmeline Pankhurst

Slide 28 - Quizvraag

Nederland in de 19e eeuw
  • Industrialisatie
  • Verstedelijking
  • Veel mensen in kleine/slechte huizen
  • Armoede

Slide 29 - Tekstslide

Nederland in de 19e eeuw

  • Kinderarbeid
  • Liefdadigheid
  • Liberalen

Slide 30 - Tekstslide

De verzorgingsstaat
Een samenleving waarin de overheid veel zaken regelt voor de burgers en zorgt voor mensen die geen of een laag inkomen hebben.

Slide 31 - Tekstslide

Sociale zekerheid
Financiële steun van de overheid waar mensen die dat nodig hebben op kunnen rekenen. In verschillende wetten staat beschreven in welke situatie zij daar recht op hebben.

Slide 32 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat een verzorgingsstaat is.
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat de verstedelijking te maken heeft met slechte leefomstandigheden.
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat sociale zekerheid betekend.

Slide 33 - Tekstslide

Wat is: Sociale zekerheid?
A
Verbod op kinderarbeid
B
Een samenleving waarin de overheid veel zaken regelt voor de burgers.
C
Financiële steun van de overheid voor mensen die dat nodig hebben.
D
Recht op onderwijs

Slide 34 - Quizvraag

Wat is: Verzorgingsstaat?
A
Recht op zorg in een ziekenhuis als je dat nodig hebt
B
Een samenleving waarin de overheid veel zaken regelt voor de burgers.
C
Financiële steun van de overheid voor mensen die dat nodig hebben.
D
Recht op pensioen.

Slide 35 - Quizvraag