H14 Kracht en beweging KB

H14 KRACHT EN BEWEGING
1 / 67
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 67 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H14 KRACHT EN BEWEGING

Slide 1 - Tekstslide

14.1 EENPARIGE BEWEGING

Slide 2 - Tekstslide

EENPARIGE BEWEGING
Een beweging waarvan de snelheid constant blijft

Slide 3 - Tekstslide

EENPARIGE BEWEGING
Bij een eenparige beweging verandert de snelheid niet: die blijft de hele tijd constant. Als je de gemiddelde snelheid kent, weet je meteen hoe groot de snelheid op elk moment van de beweging was. Bij een eenparige beweging geldt dus: 

Slide 4 - Tekstslide

EENPARIGE BEWEGING
In deze formule staat v voor de snelheid op elk (!) moment van de beweging en t voor de tijd die nodig was voor het afleggen van de afstand s. 

Slide 5 - Tekstslide

OMREKENEN
van m/s naar km/h en van km/h naar m/s

Slide 6 - Tekstslide

14.1 EENPARIGE BEWEGING

Slide 7 - Tekstslide

TERUGBLIK 14.1 EENPARIGE BEWEGING
grootheid
symbool
eenheid
symbool
afstand
s
meter
kilometer
m
km
tijd
t
seconden
uren
s
h
snelheid
v
meter per seconde
kilometer per uur
m/s
km/h

Slide 8 - Tekstslide

TERUGBLIK 14.1 EENPARIGE BEWEGING
  • EENPARIGE BEWEGING = Een beweging waarvan de snelheid constant blijft.
  • Vgem = s / t
  • de snelheid meten we in m/s of in km/h
  • Omrekenen van m/s naar km/h = x 3,6
  • Omrekenen van km/h naar m/s = : 3,6

Slide 9 - Tekstslide

Het (s,t)-diagram van een eenparige beweging

Slide 10 - Tekstslide

Het (v,t)-diagram van een eenparige beweging.

Slide 11 - Tekstslide

AAN HET WERK
Waar: Maak in je werkboek op bladzijde 147
Wat: opdrachten 8, 11, 14
Klaar: maak op de computer de TEST-JEZELF van paragraaf 1

Veel succes

Slide 12 - Tekstslide

H14 Kracht en beweging

H14.2 Versnellen en vertragen

Slide 13 - Tekstslide

14.2 VERSNELLEN EN VERTRAGEN

Slide 14 - Tekstslide

TERUGBLIK 14.1 EENPARIGE BEWEGING
  • EENPARIGE BEWEGING = Een beweging waarvan de snelheid constant blijft.
  • Vgem = s / t
  • de snelheid meten we in m/s of in km/h
  • Omrekenen van m/s naar km/h = x 3,6
  • Omrekenen van km/h naar m/s = : 3,6

Slide 15 - Tekstslide

LEERDOELEN 14.2
  • Je kunt beschrijven wat een eenparig versnelde beweging en een eenparig vertraagde beweging is.
  • Je kunt berekeningen maken met de gemiddelde snelheid, de afgelegde weg en de tijd.

Slide 16 - Tekstslide

14.2 VERSNELDE BEWEGING

Slide 17 - Tekstslide

14.2 VERSNELDE BEWEGING
  • Bij een eenparig versnelde beweging neemt de snelheid per seconde gelijkmatig toe.
  • Je kunt dan de afstand die de auto tijdens de versnelling aflegt uitrekenen met: s = v(gem) x t
  • De gemiddelde snelheid tijdens de versnelling kun je berekenen met: v(gem) = (vb+ ve) : 2

Slide 18 - Tekstslide

14.2 VERTRAAGDE BEWEGING

Slide 19 - Tekstslide

14.2 VERTRAAGDE BEWEGING
  • Bij een eenparig vertraagde beweging neemt de snelheid per seconde gelijkmatig af.
  • Je kunt dan de afstand die de auto tijdens de vertraging aflegt uitrekenen met: s = v(gem) x t
  • De gemiddelde snelheid tijdens de versnelling kun je berekenen met: v(gem) = (Vb + Ve) : 2


Slide 20 - Tekstslide

GEMIDDELDE SNELHEID BEREKENEN
Een auto passeert het bord 'einde bebouwde kom'.
De automobilist drukt het rempedaal in.
In 4,5 seconden loopt de snelheid terug van 80 naar 50 km/h.
Je mag ervan uitgaan dat de beweging eenparig vertraagd is.

Bereken hoe groot de gemiddelde snelheid is.

OPLOSSING
  • v(begin) = 80 km/h
  • v(eind) = 50 km/h
  • v(gem) = (v(begin) + v(eind)) : 2
  • v(gem) = (80 + 50) : 2
  • v(gem) = 65 km/h

Slide 21 - Tekstslide

VRAGEN

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer noem je een beweging eenparig vertraagd?
A
Als de snelheid constant zeer langzaam is
B
als de snelheid gelijkmatig afneemt
C
als de snelheid steeds langzamer afneemt

Slide 23 - Quizvraag

Met welke formule bereken je de gemiddelde snelheid?

Slide 24 - Open vraag

Een deelnemer zwemt 3,8 km in 2 uur.
Bereken zijn gemiddelde snelheid.

Slide 25 - Open vraag

14.3 AANDRIJVEN EN TEGENWERKEN

Slide 26 - Tekstslide

LEERDOEL
Je kunt aandrijfkrachten en tegenwerkende krachten op een bewegend voorwerp onderscheiden.

Slide 27 - Tekstslide

AANDRIJFKRACHTEN

Slide 28 - Tekstslide

TEGENWERKENDE KRACHTEN

Slide 29 - Tekstslide

Als je fietst bij windstil weer heb je geen last van luchtwrijving.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 31 - Quizvraag

Als je fietst heb je altijd tegenwerkende krachten, zoals de luchtwrijving en de rolwrijving.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 32 - Quizvraag

Als je een fiets hebt met brede banden is de rolwrijving op alle soorten ondergrond gelijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 33 - Quizvraag

LEERDOEL
Je kunt de nettokracht samenstellen van krachten die langs een lijn werken.

Slide 34 - Tekstslide

NETTOKRACHT

Slide 35 - Tekstslide

LEERDOEL
Je kunt de soort beweging van een voorwerp beredeneren aan de hand van de nettokracht die op dat voorwerp werkt.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Voortstuwende kracht
Tegenwerkende kracht

Slide 38 - Tekstslide

EENPARIGE BEWEGING

Slide 39 - Tekstslide

VERSNELDE BEWEGING

Slide 40 - Tekstslide

VERTRAAGDE BEWEGING

Slide 41 - Tekstslide

Een vliegtuig vliegt van New York naar Londen.
Tijdens de aanloop voor het opstijgen op de startbaan is de nettokracht:
A
Naar voren gericht
B
Naar achteren gericht
C
0 Newton

Slide 43 - Quizvraag

Een vliegtuig vliegt van New York naar Londen.
Tijdens het grootste deel van de vlucht (wanneer het vliegtuig met een constante snelheid vliegt) is de nettokracht:

A
0 Newton
B
Naar voren gericht
C
Naar achteren gericht

Slide 44 - Quizvraag

Op de auto werken wrijvingskrachten Fw = 120 N en een stuwkracht Fs = 600 N
Hoe groot is de netto-kracht?

Slide 45 - Open vraag

Op de auto werken wrijvingskrachten Fw = 120 N en een stuwkracht Fs = 600 N.

Wat voor soort beweging is dit?
A
eenparige beweging
B
versnelde beweging
C
vertraagde beweging

Slide 46 - Quizvraag

VERSNELLEN
  • Aandrijvende kracht is groter dan tegenwerkende kracht.
  • Het verschil tussen deze 2 krachten = resultante
  • Je snelheid wordt groter.
  • = versnelde beweging

Slide 47 - Tekstslide

EENPARIGE BEWEGING
  • Je rijdt aan dezelfde snelheid vooruit.  Je gaat niet sneller en niet trager.  De aandrijvende kracht = tegenwerkende kracht.
  • Resultante = 0 Newton

Slide 48 - Tekstslide

VERTRAGEN
  • Tegenwerkende kracht is groter dan de aandrijvende kracht.
  • Snelheid neemt af.

Slide 49 - Tekstslide

Schrijf 2 dingen op die je deze les geleerd hebt.

Slide 50 - Open vraag

SAMENVATTING
  • AANDRIJFKRACHT: bijvoorbeeld spierkracht.
  • TEGENWERKENDE KRACHT: bijvoorbeeld luchtwrijving, rolwrijving en wrijvingskracht.
  • NETTO KRACHT: alle krachten bij elkaar optellen die op een voorwerp werken

Slide 51 - Tekstslide

SAMENVATTING
  • VERSNELD: de aandrijfkracht is groter dan tegenwerkende krachten.
  • EENPARIG: de aandrijfkracht is even groot als de tegenwerkende krachten.
  • VERTRAAGD: de aandrijfkracht is kleiner dan de tegenwerkende krachten.
  • TRAAGHEID: het verschijnsel dat een voorwerp zijn snelheid wil behouden.

Slide 52 - Tekstslide

AAN DE SLAG
WAT
Maak in It's Learning de opdrachten van paragraaf 14.3 zoals in de planner staan.
KLAAR
Maak dan de TEST JEZELF van paragraaf 14.3
HUISWERK
Maak alles af van paragraaf 14.3

Slide 53 - Tekstslide

TRAAGHEID
Natuurkundig verschijnsel dat een voorwerp zijn snelheid wil behouden.

Slide 54 - Tekstslide

TRAAGHEID

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Video

H14 Kracht en beweging

H14.4 Veiligheid in het verkeer

Slide 57 - Tekstslide

14.4 VEILIGHEID IN HET VERKEER

Slide 58 - Tekstslide

WAT GAAN WE DOEN?
De stopafstand berekenen

Slide 59 - Tekstslide

STOPAFSTAND
Stopafstand = reactie-afstand + remweg

Slide 60 - Tekstslide

STOPAFSTAND

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Video

Stoppen voor een zebrapad: eerst reageren, dan remmen.

Slide 63 - Tekstslide

wat kan reactietijd beinvloeden?
- vermoeidheid
- medicijngebruik
- ouder worden
- afgeleid worden
- alcoholgebruik

Slide 64 - Tekstslide

Veilige snelheid 
Bij het kiezen van een veilige snelheid moet je rekening houden met:
  1. Het soort weg (binnen of buiten de bebouwde kom)
  2. Het overige verkeer (voldoende afstand / rekening houden met overige verkeersdeelnemers)
  3. Het weer (bij glad wegdek neemt stopafstand toe)
  4. Bijzondere omstandigheden

Slide 65 - Tekstslide

Veiligheidsmaatregelen 
  • Kooiconstructie
  • kreukelzone
  • Veiligheidsgordels
  • Airbags

Door de remweg te vergroten, worden de krachten verdeeld.
De kracht op je lichaam wordt dan kleiner.

Slide 66 - Tekstslide

Veiligheidsmaatregelen - hoofd
  • Veiligheidshelm
        Is opgebouwd uit een harde buitenkant
        (kooiconstructie) en absorberend 
        schuim (vergroten remweg)
  • Hoofdsteun
        Voorkomt dat je hoofd naar achteren schiet als je van                        achteren wordt aangereden (traagheid)


Slide 67 - Tekstslide