2 havo

2 havo
Welkom bij Nederlands.

Pak alvast je spullen.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

2 havo
Welkom bij Nederlands.

Pak alvast je spullen.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
 17 april toets leesboek.....
3de boektoets 2 juni

- Uitleg leerdoel:  Ik weet wat morfemen zijn.
- Maken check opdracht 1 t/m 4 blz. 96
- Lezen

Klaar? straattaalwoordenboek (zie volgende dia)


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Straattaalwoordenboek
Succescriteria: 
Op alfabetische volgorde
Betekenis
Lidwoord
Zin (met het woord)

Slide 4 - Tekstslide

Opsomming in drieën
Opsomming van drie dingen die bij elkaar horen.

vader, moeder, kind
mentor, ouder, leerling

Slide 5 - Tekstslide

Opsomming in drieslag
“Ik wil weg, ik wil naar huis, ik wil naar bed."
"Bloed, zweet en tranen"

Alliteratie, rijm enz.


Slide 6 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een opsomming in drieën.

Slide 7 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een drieslag.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verschil tussen deze twee stijlfiguren?

Slide 9 - Woordweb

Geef een voorbeeld van een tegenstelling?

Slide 10 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een climax.

Slide 11 - Open vraag

Maak de formatieve check.
Onderstreep of markeer het stijlfiguur.
Geef aan welk stijlfiguur het is.

Slide 12 - Tekstslide

Heb je je leerdoel behaald?
Ik weet het verschil tussen de verschillende stijlfiguren?
A
Zeker!
B
Bijna.
C
Echt, geen idee.

Slide 13 - Quizvraag

Ga aan de slag (schrijf dit over!!)
Check Paragraaf 2 Maak opdracht 1, 2, en 3 blz. 92
Check Paragraaf 3 Maak opdracht 1 en 2
Kijk je werk na. Beheers je de leerdoelen?

Klaar? 
- Maak opdracht 4.  (blz. 93)
- Maak zelf een lesje voor jouw klasgenoten met de stijlfiguren. (zie blz. 92) 
Leg uit wat de verschillende stijlfiguren zijn en geef voorbeelden. (Powerpoint)
- Maak opdracht 3. (blz. 95)

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

Aan de slag...
Maak opdracht 1 en 2  blz. 26

Ga verder met je formulier (fictie0

Slide 16 - Tekstslide

Wat weet je nog van setting en sfeer?

Slide 17 - Open vraag

Wat weet je nog van tijd?
Verteltijd, chronologisch, tijdsprong, flashback.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf een kerstverhaal
Verwerk daarin: setting, sfeer, "doe iets met de tijd".
Schrijf in je verhaal minimaal twee verhaallijnen.
Maak je verhaal spannend. Kies voor "actiespanning" of psychologische spanning.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe is het gegaan?

Slide 20 - Woordweb

Heb je je leerdoel behaald?
Ik weet meer over de theorie van verhaallijnen.

Slide 21 - Open vraag

Leerdoelen toetsweek
Paragraaf 2 
Ik kan chronologisch, concluderend, opsommend, tegenstellend en toelichtend verband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden. 1S
Ik kan verbanden binnen een tekst en relaties tussen teksten beoordelen. 2F

Paragraaf 3
Ik kan doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, samenvattend en vergelijkend tekstverband in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden. 2F
Ik kan verbanden binnen een tekst en relaties tussen teksten beoordelen. 2F



Slide 22 - Tekstslide

Leerdoel:
Ik weet wat tekstverbanden en signaalwoorden zijn.

Criteria:
Ik herken de signaalwoorden van de volgende tekstverbanden:
chronologisch, concluderend, opsommend, tegenstellend en toelichtend.
doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, samenvattend en vergelijkend tekstverband

in een tekst herkennen aan de hand van signaalwoorden. 2F
Ik kan verbanden binnen een tekst en relaties tussen teksten beoordelen. 2F

Slide 23 - Tekstslide

Lesopzet paragraaf 2
Herhalen theorie blz. 10 lesboek (zie volgende dia)

Neem deze tekstverbanden over en schrijf er minimaal vijf signaalwoorden achter.
chronologisch, concluderend, opsommend, tegenstellend en toelichtend.

+  Maak opdracht 7 blz. 15
Klaar? Oefen online of vanuit je lesboek. 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Paragraaf 3
Theorie blz. 18 lesboek (zie volgende dia)

 
doel-middel-, oorzakelijk, redengevend, samenvattend en vergelijkend tekstverband
Neem deze tekstverbanden over en schrijf er minimaal vijf signaalwoorden achter.Met met ieder tekstverband een zin en zet er een signaalwoord in.

+ Maak blz. 18 opdracht 2 + 5 
Klaar? Oefen online of vanuit je lesboek. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Heb je het leerdoel behaald?
A
Jazeker!
B
Nee, nog niet.
C
Gedeeltelijk.
D
Ik kom graag een keer naar een stronguur.

Slide 28 - Quizvraag

Wat vond je van deze les?

Slide 29 - Woordweb

Zijn er nog vragen?

Slide 30 - Woordweb