Wiederholung Verben

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wissen
weißt
weiß
wisst
wissen
wissen
weiß
1 / 16
volgende
Slide 1: Sleepvraag
DuitsMiddelbare school

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wissen
weißt
weiß
wisst
wissen
wissen
weiß

Slide 1 - Sleepvraag

ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
willst
will
wollen
woll
wollst
wollen
wollt
will

Slide 2 - Sleepvraag

ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
willst
will
wollen
woll
wollst
wollen
wollt
will

Slide 3 - Sleepvraag

Het werkwoord können
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
kann
kannst
kann
können
könnt
können

Slide 4 - Sleepvraag

Het werkwoord können
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
kann
kannst
kann
können
könnt
können

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep het modale werkwoord naar de juiste betekenis
dürfen
wollen
mögen
müssen
sollen
wissen
können
mogen
willen
houden van, lusten
moeten, noodzaak
moeten, bevel
weten
kunnen

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval
timer
2:00
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 9 - Sleepvraag

Verbind de volgende verleden tijdsvormen van werden aan de juiste betekenis
wurden
würden

werden

zouden

Slide 10 - Sleepvraag

hij werd
wij werden
zij werden
ik werd
u werd
er wurde
wir wurden
sie wurden
ich wurde
Sie wurden

Slide 11 - Sleepvraag

Das Verb haben im Präteritum (vt)
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 12 - Sleepvraag

werden
werdet
 wirst
werden
wird
werde
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
Sie, sie

Slide 13 - Sleepvraag

Het werkwoord sein.  
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 14 - Sleepvraag

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

habt
hast
hat
habe
haben
haben

Slide 15 - Sleepvraag

ich
du
Tekst
er,sie,es
wir
ihr 
Sie,sie
war
warst
war
waren
Wart
waren

Slide 16 - Sleepvraag