Dossier Geschiedenis Industriele revolutie

Dossier Geschiedenis Industriele revolutie
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Dossier Geschiedenis Industriele revolutie

Slide 1 - Tekstslide

Twee beweringen:
1.Het thuis spinnen gebeurde door de man en de vrouw
2. Het weven deed de man.
A
Beide beweringen zijn goed
B
Beide beweringen zijn fout
C
Bewering 1 is goed, bewering 2 is fout
D
Bewering 1 is fout, bewering 2 is goed

Slide 2 - Quizvraag

Wat is huisnijverheid?
A
Thuis spullen maken om te verkopen.
B
In de winter spinnen en weven.
C
Machines uitvinden.
D
Dat machines niet in de huiskamer passen.

Slide 3 - Quizvraag

Wat was het nadeel van de schietspoel?
A
Je kon het niet gebruiken als er geen water was
B
Je kon er geen gebruik van maken bij huisnijverheid
C
Het weven ging veel sneller dan het spinnen
D
Er waren in het begin nog veel storingen

Slide 4 - Quizvraag

De Schietspoel, de Spinning Jenny en het Waterframe waren:
A
Nieuwe landbouwmachines.
B
Namen van fabrieken.
C
Uitvindingen voor het sneller weven en spinnen.
D
Namen van kledingstukken.

Slide 5 - Quizvraag

Wat was de spinning jenny?
A
een machine die veel draden tegelijk kon spinnen
B
een schietspoel waardoor het weven veel sneller ging
C
een nieuw type machine waardoor het aan elkaar naaien van lappen stof automatisch gaat
D
een waterrad die een machine voortdreef

Slide 6 - Quizvraag

1. Koopmannen brachten de katoen naar de boeren en zij maakten er stoffen van.
2. Het thuis spinnen en weven bij de boeren heet huisnijverheid.
A
Beide zinnen zijn goed
B
Zin 1 = goed, zin 2 = fout
C
Beide zinnen zijn fout
D
Zin 1 = fout, zin 2 = goed

Slide 7 - Quizvraag

De schietspoel werd gebruikt om te...
A
Weven
B
Spinnen

Slide 8 - Quizvraag

In de winter werd er bijverdiend met spinnen en weven. Hoe heet dit?
A
Ambachtswerk
B
Industrialisatie
C
Bijbaantje
D
Huisnijverheid

Slide 9 - Quizvraag

Wie verbeterde de eerste stoommachine zodat hij allerlei apparaten kon aandrijven?
A
Thomas Newcomen
B
Richard Arkwright
C
James Watt
D
George Stephenson

Slide 10 - Quizvraag

Wat vond Richard Arkwright uit?
A
Het waterframe = spinmachine op water
B
Een stoommachine
C
Een zaaimachine
D
De spinning Jenny

Slide 11 - Quizvraag

De industriële revolutie begon daar omdat:
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
Zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
Er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 12 - Quizvraag


Wat is de industriële revolutie?
A
De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw
B
De trek van het platteland naar de stad
C
De overgang van werken met de hand naar werken met machines
D
Grote groepen arbeiders die in fabrieken werken.

Slide 13 - Quizvraag

Wat was geen gevolg van de industriële revolutie?
A
Oprichting East India Company (EIC)
B
Groeiende steden
C
Groeiende bevolking
D
Grotere vraag (huishoud)textiel

Slide 14 - Quizvraag

Een gevolg van de industriële revolutie was...
A
Slechtere woningen voor arbeiders
B
Betere woningen voor arbeiders
C
Arbeiders kregen meer betaald
D
Het verschil tussen arm en rijk werd kleiner

Slide 15 - Quizvraag

De industriële revolutie begon in..
A
België
B
Groot-Brittannië
C
Verenigde Staten
D
Frankrijk

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de industriële revolutie?
A
De omschakeling van korfbal naar voetbal
B
De omschakeling van machines naar thuiswerk
C
De omschakeling van het boerenleven naar stadsleven
D
De omschakeling van thuiswerken naar machinewerk

Slide 17 - Quizvraag


Als gevolg van de industriële revolutie ....
A
daalde het bevolkingsaantal
B
groeide het bevolkingsaantal
C
groeide de bevolking op het platteland
D
daalde het aantal mensen in de steden.

Slide 18 - Quizvraag

Deze les gaat over de industriële revolutie.

Wanneer was de industriële revolutie?
A
In de 18e eeuw
B
In de 19e eeuw
C
In de 20e eeuw
D
In de 21e eeuw

Slide 19 - Quizvraag

Als gevolg van de industriële revolutie ....
A
Daalde het bevolkingsaantal
B
Groeide het bevolkingsaantal
C
Groeide de bevolking op het platteland
D
Daalde het aantal het aantal mensen in de steden.

Slide 20 - Quizvraag

Wat zal er door de Industriële revolutie veranderen?
A
Engeland heeft India niet meer nodig
B
India stopt met textiel leveren aan Engeland

Slide 21 - Quizvraag

Huisnijverheid was na de industriële revolutie...
A
overbodig, machines deden het werk
B
Nog steeds belangrijk voor de ZZP'ers

Slide 22 - Quizvraag

Voor de Industriële Revolutie....
A
leefde 90% van de bevolking in de stad.
B
was de verhouding platteland-stad 50-50.
C
leefde 90% van de bevolking op het platteland.
D
weten wij niet hoe de verhoudingen waren.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak van de industriële revolutie?
A
verbeteringen in de landbouw
B
kinderarbeid
C
de wetenschappelijke revolutie
D
bevolkingsgroei

Slide 24 - Quizvraag


Wat is de industriële revolutie? 
A
Van machines naar handwerk
B
Van handwerk naar machines

Slide 25 - Quizvraag


De industriële revolutie: 
A
Industriële revolutie: van machines naar handwerk ontstond in Frankrijk rond 1800
B
Industriële revolutie: van handwerk naar machines ontstond in Groot-Brittanie rond 1800
C
Industriële revolutie: van handwerk naar machine ontstond in Frankrijk rond 1800
D
Industriële revolutie: van handwerk naar machines ontstond in Frankrijk rond 1900

Slide 26 - Quizvraag

De industriële revolutie begon daar omdat:
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
zij beschikten over grondstoffen
C
De Engelsen fabrieken stichtten in kolonien
D
er te weinig mensen op het platteland leefden

Slide 27 - Quizvraag

vakbond

De vakbond komt op voor de belangen van werkgevers.
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

De industriële revolutie is .....
A
een gebeurtenis
B
een persoon
C
een verschijnsel
D
een ontwikkeling

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een vakbond?
A
organisatie van werknemers
B
deel van de economie, zoals de dienstensector
C
Dat is een bond met vakwerknemers
D
organisatie van werkgevers

Slide 30 - Quizvraag

Wat zijn arbeidsomstandigheden?
A
Hoeveel dagen je aan het werk bent.
B
De omstandigheden waaronder je werkt.
C
Hoe laat je begint en eindigt met werken.
D
Geen van de drie.

Slide 31 - Quizvraag

Sleep de zinnen naar het goede vak: Past wel of niet bij de Industriele Revolutie.
Past wel bij de Industriele
Revolutie
Past niet bij de Industriele Revolutie
kolen als energiebron
VOC
Verandering in transport van goederen

Mensen trekken van platteland naar de stad.
Verandering in ziekenverzorging

Slide 32 - Sleepvraag

Begin
Begin van de industriële revolutie

Slide 33 - Sleepvraag

Oorzaak
Tussenstap
Gevolg
Industriële Revolutie
Urbanisatie
Sociale kwestie

Slide 34 - Sleepvraag

1. Tijdens de Industriële revolutie werd er veel werk met machines verricht. vergeleken met de 21e eeuw is er sprake van

 - Tijdens de Industriële revolutie werd vooral gebruik gemaakt van stoommachines. Vergeleken met de 21e eeuw is er sprake van
Continuïteit 
Discontinuïteit 

Slide 35 - Sleepvraag

Voor de industriële revolutie
Na de Industriële Revolutie
auto
fiets
boot
paard 
vliegtuig
tram
koets
wandelen

Slide 36 - Sleepvraag

Oorzaak Industriele Revolutie 
Gevolg Industriele Revolutie 
Nieuwe werktuigen voor op het land 
verbeterde voedselvoorziening 
bevolkingsgroei 
huisnijverheid 
migratie naar de stad 
uitvinding machines 
Vervanging huisnijverheid door fabriekswerk 
Urbanisatie 

Slide 37 - Sleepvraag

Hoort bij de industriële revolutie
Hoort niet bij de industriële revolutie

Slide 38 - Sleepvraag

Tekst
1750
1876
1890
De industriële revolutie start in Nederland
Industriële revolutie start in 
Groot Brittannië
Oplevering Noordzee kanaal

Slide 39 - Sleepvraag

Zijn de situaties voor of na de Industriële revolutie?
Voor
Na

Slide 40 - Sleepvraag

Zet de begrippen bij de juiste periode (vóór de industriële revolutie of industriële revolutie)?
Industriële revolutie
vóór de industriële revolutie
fabrieken
huisnijverheid
landbouw
stoommachine
slechte werkomstandigheden
stad
platteland

Slide 41 - Sleepvraag

Als eerste
Als tweede
Als derde
Als vierde
Spinning Jenny
Stoommachine
Spinnewiel
Waterframe

Slide 42 - Sleepvraag

Schietspoel
Spinning Jenny

Slide 43 - Sleepvraag

Zet de namen van de uitvindingen op de juiste afbeelding.
Schiet-spoel
Water-
rad
Spinning Jenny
Stoom-machine

Slide 44 - Sleepvraag

De mechanisering door de jaren heen
Schietspoel (Flying Shuttle) 1733
Spinning Jenny 1764
Waterframe 1769
(Verbeterde) stoommachine 1780

Slide 45 - Sleepvraag

Sleep de omschrijvingen naar het juiste plaatje:
De schietspoel van John Kay.
De Spinning Jenny van James Heargraves
Het waterframe van Richard Arkwright.
De stoommachine van James Watt

Slide 46 - Sleepvraag