Woordsoorten

Deze les gaat over de verschillende woordsoorten.
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Deze les gaat over de verschillende woordsoorten.

Slide 1 - Tekstslide

Doel: Wij kunnen onderstaande woordsoorten benoemen in een zin. 
1. Werkwoorden
2. Bijvoeglijknaamwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Voorzetsels
5. Lidwoorden 

Slide 2 - Tekstslide

Deze ken ik al
Deze ken ik nog niet
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Lidwoord
Werkwoorden
Voorzetsels

Slide 3 - Sleepvraag

Slide 4 - Video

WERKWOORD

- werkwoorden = doe-woorden

- zegt wat iets of iemand doet 





Slide 5 - Tekstslide

ik fiets
ik loop
wij dansen
wij leren
hij voetbalt
hij zingt

hardlopen
kauwen 
ik ben
hij is
wij zijn
zij waren 
wij worden
hij werd
zij heeft
ik heb 

Slide 6 - Tekstslide

Werkwoorden

Slide 7 - Woordweb

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Woorden voor:



mensen

dieren

planten/natuurverschijnselen

dingen/gevoel

(eigen) namen

aardrijkskundige namen / plaatsnamen

Slide 8 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD




Mensen
docent, meisje, secretaresse, voetballer, bouwvakker, schoonheidsspecialist, bakker...
Dieren
Ezel, lieveheersbeestje, slang, tor, hond, muis, oxelot...
Planten/natuurverschijnselen
Zonnebloem, orkaan, regenbui, zonneschijn, eik, beukenboom...
Dingen/gevoel
Tafel, schrift, fiets, kaasschaaf, geluk, liefde, haat, honger...
(Eigen) namen
Robin, Karel, Mees, Praxis, Amsterdam, Eiffeltoren, Jansen...

Slide 9 - Tekstslide

ZELFSTANDIG NAAMWOORD





- bij een zelfstandig naamwoord kun je vaak een lidwoord ervoor zetten. 


(de klas, een boek, het paard)


(Nederland, Piet, wolken, gras)

Slide 10 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Woordweb

LIDWOORD

Er zijn drie lidwoorden:

- de

- het 

- een 

Slide 12 - Tekstslide

Lidwoorden

Slide 13 - Woordweb

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord


- het spannende boek

- een spannend boek'

- het boek is spannend

Slide 14 - Tekstslide

voorbeelden 
Een grijze auto.
De laptop is nieuw.
Het groene gras groeit hard.
Wat een fantastisch compliment.

Slide 15 - Tekstslide

Bijvoeglijk 
naamwoord

Slide 16 - Woordweb

VOORZETSEL

onder (de kooi), boven (de kooi), door (de kooi), naast(de kooi), van (de kooi), om (de kooi), in

tijdens (de vergadering), na (de vergadering)

waar
(... de kooi) in, op, achter, voor, naast, boven, onder... 
wanneer
ik appte tijdens de les, ik heb morgen om tien uur een afspraak, vanaf vandaag geldt het nieuwe rooster...

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Voorzetsels

Slide 19 - Woordweb

De opbouw van een zin

De     hond     loopt     naar     het      grote    veld.

Benoem de woordsoorten van deze zin !


Slide 20 - Tekstslide

Lidwoord
Zelfst. naamw.
Werkwoord
Bijvoeglijk naamw.
Voorzetsel
De
hond
loopt
naar
het
grote
veld.

Slide 21 - Sleepvraag

Welke woordsoort is "grote" in deze zin?
De grote ballon vliegt door de lucht.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord

Slide 22 - Quizvraag

Welke woordsoort is "school" in deze zin?
De jongen fietst naar school.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 23 - Quizvraag

Welke woordsoort is "het" in deze zin?

Het kindje is heel moe.
A
voorzetsel
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 24 - Quizvraag

Welke woordsoort is "glimt" in deze zin?
De rode auto glimt zo mooi.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel

Slide 25 - Quizvraag

Welk woordsoort is "naar" in deze zin?

De kinderen lopen naar school.
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 26 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

___ vogels vliegen in de lucht.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 27 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

De koeien _____ weer naar buiten.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 28 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Janneke heeft een mooi ____ aan.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 29 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

De paarden grazen ___ de wei.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 30 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Het ____ meisje kan erg goed zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 31 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Vorige week heb ik een toets voor Nederlands gemaakt.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 32 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.
____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 33 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.
____
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 34 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Voor het volgende proefwerk zullen we beter moeten leren.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 35 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze les doen we een herhaling van woordsoorten.
_____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 36 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
We hoeven voor dit hoofdstuk maar 4 woordsoorten te kennen.
__________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 37 - Quizvraag

Welke woordsoort is onderstreept?
De makkelijkste woordsoort vind ik het lidwoord.
_________________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord

Slide 38 - Quizvraag


Wat heb JIJ geleerd deze les?

Slide 39 - Open vraag

Weet je nog wat het lesdoel was?
Is dat gelukt?

Slide 40 - Open vraag

Wat vond je van de les?
Tips / Tops

Slide 41 - Open vraag