Celdeling

Lesdoelen
Op het einde van deze les ken je bouw, de eigenschappen en de functie van de celkern en DNA.

1 / 78
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieSecundair onderwijs

In deze les zitten 78 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lesdoelen
Op het einde van deze les ken je bouw, de eigenschappen en de functie van de celkern en DNA.

Slide 1 - Tekstslide

Celkern- de bouw
  • kern poriën
  • kernplasma
  • kernlichaam
  • chromosomen

Slide 2 - Tekstslide

wat zou de functie van de kern poriën zijn?

Slide 3 - Open vraag

Aan wat denk je bij de term chromosomen?

Slide 4 - Woordweb

de celkern - eigenschappen
  • bescherming genetisch materiaal 
  • communicatieverkeer cytoplasma <-> kernplasma
  • gecontroleerde omgeving voor transcriptie en DNA-replicatie

Slide 5 - Tekstslide

de celkern - functie
  • start synthese eiwitten
  • kernlichaampje rol bij aanmaak ribosomen
  • replicatie DNA - dochtercellen

Slide 6 - Tekstslide

de celkern maakt zelf de enzymen aan
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

transcriptie is het overschrijven van de genetische code
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

wat betekent volgens jullie DNA replicatie?

Slide 9 - Open vraag

Bouw van DNA
  • Twee lange ketens van nucleotiden
  • Dubbele helix


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Wat vormt de ruggengraat van de dubbele helix van DNA?
(2 antwoorden)
A
Waterstofbruggen
B
Desoxyribose
C
Stikstofbase
D
Fosfaatgroep

Slide 13 - Quizvraag

In welk deel van de cel vind je DNA?
A
cytoplasma
B
celkern
C
celmembraan
D
celwand

Slide 14 - Quizvraag

Uit hoeveel strengen bestaat DNA?
A
3
B
1
C
5
D
2

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel verschillende bouwstenen komen voor in DNA?
A
4
B
3
C
2
D
1

Slide 16 - Quizvraag

Toepassingsvraag
Bij de chemische analyse van de basen van het DNA van een bepaald organisme vinden onderzoekers dat 23% van de base adenine is. Wat is dan de procentuele samenstelling van de basen van het DNA?

  • Adenine en thymine vormen basenparing, er zijn daarom evenveel adenine als thymine moleculen. 
  • A = 23%         T = 23%            
  • in totaal 46% ->     100% - 46% = 54% (C + G)
  • Cytosine en guanine vormen basenparing, er zijn daarom evenveel cytosine als guanine moleculen
  • G = 54%/2 = 27%       C = 27% 

Slide 17 - Tekstslide


Stikstofbasen in DNA
Bij een DNA-molecuul bestaat 15% van de basen uit guanine.

Wat is dan het gehalte van de andere drie basen?

A
15% adenine, 35% cytosine en 35% thymine
B
30% adenine, 20% cytosine en 35% thymine
C
30% adenine, 35% cytosine en 20% thymine
D
35% adenine, 15% cytosine en 35% thymine

Slide 18 - Quizvraag

Als 20% van het DNA molecuul thymine bevat, wat is het percentage Adenine?
A
50%
B
25%
C
20%
D
10%

Slide 19 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat een DNA nucleotide?
A
fosfaatgroep en stikstof base
B
fosfaatgroep, stikstofbase en suikermolecuul
C
OH-groep en fosfaatgroep
D
adenine, guanine, cytosine en thymidine

Slide 20 - Quizvraag

Hoe worden de verbindingen tussen nucleotiden in het DNA gevormd?
A
Peptidebinding
B
Zwavelbrug
C
Waterstofbrug

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noemt het verdubbelen van DNA
A
DNA-transcriptie
B
DNA-multiplicatie
C
DNA-replicatie
D
DNA-translatie

Slide 22 - Quizvraag

Chromosomen

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Chromosomen
= dubbel gespiraliseerd DNA omwikkeld rondom eiwitten

Verschil chromosoom en DNA 
  • pakkingsgraad van het molecuul

Slide 25 - Tekstslide

Bij ieder (normaal) organisme ligt het aantal chromosomen vast.

Slide 26 - Tekstslide

Weetje. Hoeveel DNA hebben de mens en de chimpansee gemeenschappelijk?
A
95,3%
B
100%
C
98,7%
D
60,2%

Slide 27 - Quizvraag

Chromosomen 

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een nucleosoom?

Slide 29 - Open vraag

Wat is chromatine?
A
dubbel gespiraliseerd DNA rond eiwitten
B
DNA gewikkeld rondom histonen
C
gespiraliseerde kralenketting van DNA rond histonen

Slide 30 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen DNA en chromosomen?

Slide 31 - Open vraag

Celdeling

Slide 32 - Tekstslide

Waarom worden in ons lichaam nieuwe cellen gemaakt?

Slide 33 - Woordweb

Waarom worden in je lichaam nieuwe cellen gemaakt?
- groei

Groeien
Herstel
Voortplanting

Slide 34 - Tekstslide

Mitose 
  • gewone celdeling 
  • in alle cellen en weefsels in ons lichaam 
  • diploïde (2n) moedercel -> twee diploïde (2n) dochtercellen 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Wat is een andere naam voor de mitose
A
reductiedeling
B
gewone celdeling
C
speciale celdeling

Slide 37 - Quizvraag

In welke cellen neemt de mitose plaats?

Slide 38 - Open vraag

1. Interfase 
Celcyclus = interfase + M-fase (mitose)

Interfase 
  • G1-fase: cel voert zijn functie uit (vb. spiercellen), groeit  
  • S-fase: DNA-replicatie
  • G2-fase: cel groeit, gekopieerd DNA wordt gecontroleerd (apoptose) 

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

2. Profase 
  • chromatine condenseert tot chromosomen
  • = chromatinecondensatie 
  • veroorzaakt door condensine (eiwit) complex 

Slide 41 - Tekstslide

2. Profase 
twee identieke kopieën van elk chromosoom aanwezig
= zusterchromatiden 

Slide 42 - Tekstslide

3. Metafase 
Prometafase
  • chromosomen volledig gespiraliseerd
  • kernmembraan verbrokkelt 
  • microtubuli van spoelfiguur dringen door in kern
  • bij centromeer ontwikkelt een insnoering  

Slide 43 - Tekstslide

3. Metafase 
  • centrosomen volledig naar polen van de cel 
  • centromeren van elk chromosoom in één vlak in het centrum = equatorvlak  

Slide 44 - Tekstslide

Op welke afbeelding zie je de Metafase?
A
B
C
D

Slide 45 - Quizvraag

Welke stap geeft de metafase weer?
A
Stap A
B
Stap B
C
Stap C
D
Stap D

Slide 46 - Quizvraag

4. Anafase 
  • verbindingen tussen chromatiden laten los 
  • spoeldraden verkorten 
  • zusterchromatiden bewegen naar tegengestelde polen  
  • chromosomen zijn V-vormig 


Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

5. Telofase 
  • chromatiden verpakt in kernenveloppe 
  • despiraliseren chromosomen tot chromatine
  • resterende microtubuli van spoelfiguur depolymeriseren 
  • twee nieuwe kernen 

Slide 49 - Tekstslide

6. Cytokinese
  • cytoplasma en organellen worden verdeeld 
  • cellen na insnoering meteen nieuwe aparte cellen 

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Wat is de volgorde van de fasen van mitose?
A
profase-metafase-anafase-telofase
B
metafase-anafase-profase-telofase
C
anafase-telofase-profase-metafase
D
telofase-profase-metafase-anafase

Slide 53 - Quizvraag

Een menselijke cel bevat 46 chromosomen. Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens de mitose?

Slide 54 - Open vraag

In welk deel van de celdeling deelt de cel zelf?
A
interfase
B
profase
C
cytokinese
D
G1 fase

Slide 55 - Quizvraag

Fasen van de mitose staan in willekeurige volgorde: metafase, profase, telofase en anafase.
Bij welk(e) van deze fasen bestaan de chromosomen uit één chromatide?
A
Telofase
B
Profase
C
Anafase
D
Metafase

Slide 56 - Quizvraag

Uit hoeveel chromatiden is een crhomosoom tijdens de metafase opgebouwd?
A
1
B
2
C
4
D
8

Slide 57 - Quizvraag

Wat betekent meiose?

Slide 58 - Woordweb

Meiose
=reductiedeling
  • # chromosomen in cellen gehalveerd tijdens deling
  • diploïde cel naar haploïde cel (2n cel -> n cel)

Geslachtsorganen
  • teelballen (bij man)
  • eierstokken (bij vrouw)

Slide 59 - Tekstslide

Slide 60 - Tekstslide

Meiose

Slide 61 - Tekstslide

1. Interfase 
Celcyclus = interfase + M-fase (meiose)

Interfase 
  • G1-fase: cel voert zijn functie uit (vb. spiercellen), groeit  
  • S-fase: DNA-replicatie
  • G2-fase: cel groeit, gekopieerd DNA wordt gecontroleerd (apoptose) 

Slide 62 - Tekstslide

Meiose 1 
  • profase 1
  • metafase 1
  • anafase 1 
  • telofase 1 en cytokinese 

Slide 63 - Tekstslide

Profase 1
  • chromatinecondensatie (chromosomen worden zichtbaar)
  • kermembraan en nucleoli verdwijnt
  • spoelfiguur wordt gevormd 
  • homologe chromosomen vormen paren 

Slide 64 - Tekstslide

Crossing-over in profase 
niet-zusterchromatiden van homoloog chromosomenpaar gaan over elkaar liggen 

thv chiasmata stukjes chromatiden uitwisselen

Slide 65 - Tekstslide

Genetische recombinatie
  • chromatiden nieuwe genetische samenstelling
  • zusterchromatiden geen identieke kopieën 

Slide 66 - Tekstslide

Metafase 1
  • spoelfiguur zichtbaar
  • 2 homologe chromosomen als één geheel naar het evenaarsvlak 
  • 23 eenheden in evenaarsvlak 

Slide 67 - Tekstslide

Anafase 1
  • twee homologe chromatidenparen ( chromosomen) worden gesplitst
  • aangezien elk chromatidenpaar een centromeer bezit, moeten deze niet gesplitst worden zoals bij de mitose
  • De chromatidenparen migreren elk naar een pool met behulp van de spoeldraden

Slide 68 - Tekstslide

Telofase 1 en cytokinese 
  • n chromosomen komen aan bij polen 
  • elk chromosoom = zusterchromatiden (niet identiek)
  • insnoering moedercel thv evenaarsvlak
  • 2 haploïde dochtercellen
  • interkinese (rustperiode) 

Slide 69 - Tekstslide

Meiose 2
Na interkinese start 2e meiotische deling 
-> zelfde als mitose, eindresultaat anders 

  • profase 2
  • metafase 2
  • anafase 2
  • telofase 2 en cytokinese


Slide 70 - Tekstslide

Profase 2 
Korte fase want:
  • chromosomen al in gecondenseerde vorm
  • chromosomen al los in cytoplasma 

Nieuw spoelfiguur loodrecht op spoelfiguur 1e meiotische deling 

Slide 71 - Tekstslide

Metafase 2
chromosomen willekeuring in evenaarsvlak 
spoeldraden van spoelfiguur verbonden aan centromeer 

Slide 72 - Tekstslide

Anafase 2 
centromeren gesplitst 
chromatiden (chromosomen) naar tegenovergestelde polen

Slide 73 - Tekstslide

Telofase 2 en cytokinese
  • spoelfiguren afgebroken 
  • chromosomen despiraliseren tot chromatine
  • nieuwe kernmembranen 
  • cytoplasma verdeeld
  • 4 niet-identieke haploïde cellen  

Slide 74 - Tekstslide

Slide 75 - Tekstslide

Slide 76 - Tekstslide

Verschil tussen mitose en meiose 

Zoek 3 grote verschillen tussen mitose en meiose, door de verschillende fasen te vergelijken in uw cursus. 
Schrijf deze verschillen op in uw cursus op p. 24. 

Slide 77 - Tekstslide

Verschil mitose en meiose 
  • dochtercellen mitose zijn genetisch identiek aan elkaar en aan de moedercel in tegenstelling tot de meiose waar de dochtercellen genetisch uniek zijn.
  • profase 1 van meiose homologe chromosomen paarvorming, bij profase mitose niet 
  • anafase van de mitose worden de genetisch identieke zusterchromatiden van elkaar gescheiden, terwijl in de anafase 1 van de meiose homologe chromosomen uit elkaar worden getrokken

Slide 78 - Tekstslide