V5 thema 2 bs 4

Leerdoelen BS4
Je kunt toelichten dat gedrag deels erfelijk bepaald is.
Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen BS4
Je kunt toelichten dat gedrag deels erfelijk bepaald is.
Je kunt de dynamische relatie beschrijven tussen een organisme en zijn omgeving.

Slide 1 - Tekstslide

Gedrag = alle waarneembare reacties van een dier (of mens) op de omgeving.

Gedrag:
  • Aangeboren
  • Aangeleerd (BS5)

Slide 2 - Tekstslide

factoren die rol spelen bij gedrag

Slide 3 - Tekstslide

Wat veroorzaakt gedrag?
(motivatie)
Motivatie = de bereidheid om een bepaald gedragssysteem uit te voeren

De motivatie wordt bepaald door de interne prikkels en externe prikkels

Motivatie = prikkelsterkte intern + prikkelsterkte extern

Voorbeeld:
Je ziet een heel lekker ijsje (sterke externe prikkel) maar je hebt net gegeten (zwakke interne prikkel). Als het ijsje lekker genoeg lijkt is je motivatie om tot voedingsgedrag (gedragsysteem) over te gaan nog hoog genoeg om het ijsje op te eten. Een portie spruiten levert echter niet een hoog genoege motivatie op om nog te gaan eten. 
Wat betekent de zwarte lijn in deze grafiek ?

Slide 4 - Tekstslide

Prikkels
Gedrag wordt veroorzaakt door:
  • Inwendige prikke: honger, dorst, voortplantingsdrang
  • Uitwendige prikkel: temperatuur, daglengte, zien/ruiken eten
    Motivatie

Slide 5 - Tekstslide

Prikkels
  • Sleutelprikkel - sterke prikkel waarop altijd gedrag volgt
  • Supranormale prikkel - onweerstaanbare prikkel waarop een ' overdreven' reactie volgt

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Sleutel en Supranormale prikkels bij de mens
Kindschema


Slide 8 - Tekstslide

Vaste gedragsketens / gedragssystemen
  • alle individuen van een bepaalde soort vertonen in dezelfde situatie hetzelfde gedrag op dezelfde manier. Ritueel gedrag

Nestbouw, om voedsel bedelende meeuwen, zuigreflex babies, eirollen gans
  • Veroorzaakt door een sleutelprikkel.

Aangeboren gedrag

Slide 9 - Tekstslide

Ritmische gedrag
Gedragspatronen met regelmatige tussenpozen
  • Circadiaan (dag)ritme: +- 24 h
  • Getijde ritme: 2x per dag

Slide 10 - Tekstslide

Regulatie van ritmisch gedrag


Exogene factoren (uitwendig)
  • Licht
  • Temperatuur

Endogene factoren (inwendig)
  • Biologische klok

- Biologische klok synchroniseert met uitwendige prikkel

Slide 11 - Tekstslide

Periodieke invloeden
 Concentratie hormonen veroorzaken voortplantingsgedrag, maar ook daglengte beïnvloedt voortplantingsgedrag. 

Bij vogels krimpen geslachtorganen als hormoonspiegel afneemt tgv kortere dagen.

Slide 12 - Tekstslide

begrippen
sleutelprikkel 
* prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het vormen van gedrag
* door een sleutelprikkel komt erfelijk gedrag tot uiting

supranormale prikkel
* prikkel die een sterkere motivatie en grotere kans op respons opwekt
* deze respons is erfelijk bepaald en is voorspelbaar

Slide 13 - Tekstslide

begrippen
motivatie
* bereidheid om bepaald gedrag uit te voeren, bepaalt kans op gedrag 
* hoe groter interne en/of externe prikkels, hoe groter motivatie

adequaat gedrag
* vergroot kans op overleven + vergroot fitness (aantal nakomelingen)
* wordt doorgegeven via genen en leren
* frequentie gedrag neemt toe door natuurlijke selectie

Slide 14 - Tekstslide

Lees BS4 
Maak opdracht:
43,44,45,46,47,48,49,50,51,52,53,5

Slide 15 - Tekstslide

B6 Sociaal gedrag

Slide 16 - Tekstslide

  • Zelfde soort
  • Juiste geslacht
  • Brengt geslachten bij elkaar in vruchtbare periode
  • Verlaagt agressie
  • Maakt keuze mogelijk

Balts

Slide 17 - Tekstslide

  • Verdediging van een gebied dat (relatief) uitsluitend door een dier of een groep dieren wordt bewoond.
  • Beschutting
  • Voedsel
  • Balts en paring
  • Nestplaats

Territoriumgedrag

Slide 18 - Tekstslide

  • Ambivalent gedrag: gedrag dat is opgebouwd uit 2 of meer gedragssystemen

  • Overspronggedrag: niet relevant lijkend gedrag

  • Omgericht gedrag: agressie wordt niet op tegenstander, maar op surrogaat object gericht. 

Conflictgedrag

Slide 19 - Tekstslide

gedragsonderzoek is belangrijk!
* dierenwelzijn bepalen (dierentuinen, dierenartsen)
* gedragsproblemen identificeren en behandelen (trainers)
* factoren die het gedrag van een dier beïnvloeden 

Slide 20 - Tekstslide