Hoofdletters en interpunctie les 1

Doel van de les:

- Je weet wanneer je een HOOFDLETTER moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een . punt moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een ? vraagteken moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een ! uitroepteken moet gebruiken.


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Doel van de les:

- Je weet wanneer je een HOOFDLETTER moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een . punt moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een ? vraagteken moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een ! uitroepteken moet gebruiken.


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet je dit leren?

De teksten die je schrijft zijn dan beter te begrijpen.

De teksten die je schrijft zien er netjes en verzorgd uit.

Dat is belangrijk voor school, maar ook later in je werk.



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

morgen
morgen gaan we zwemmen morgen schijnt de zon de hele dag en wordt het 28 graden ahmed vraagt aan salam of hij ook mee gaat zwemmen maar salam heeft geen zin hij gaat liever voetballen maar het is veel te warm om te voetballen morgen zegt ahmed tegen salam dat is niet erg zegt salam ik hou niet van zwemmen en ik heb ook geen zwembroek

Slide 3 - Tekstslide

Lees de tekst zelf voor of laat een leerling lezen als er een leerling is die wil lezen. Lees zo monotoon mogelijk voor en zorg ervoor dat je niet automatisch de leestekens gaat plaatsen tijdens het voorlezen.
Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 4 - Tekstslide

- Bij namen.
Daan Jansen
Jan van Vilsteren
Margriet van der Toren
Let op! Laat duidelijk zien hoe het werkt als je de voornaam weghaalt. 
mevrouw Van der Toren
- Bij aardrijkskundige namen.
- Bij namen van feestdagen.
- Bij merknamen.
Bij een citaat, na de dubbele punt.
Alleen aandacht voor de hoofdletters in deze les.
voorbeeld op bord.
Mevrouw Jetty zegt: "Morgen wordt het een warme dag."
Welke is goed?
A
amsterdam
B
Amsterdam

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
Pasen
B
pasen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
Jan van Buren
B
Jan Van Buren
C
Jan Van buren
D
jan van buren

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
mevrouw van Steen
B
mevrouw Van Steen

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
Netflix
B
audi
C
coca-cola
D
nike

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
morgen is het vrijdag.
B
Morgen is het donderdag.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
Mevrouw Jacomijn zegt: "vandaag zijn jullie vrij."
B
Mevrouw jacomijn zegt: "Vandaag zijn jullie vrij."
C
mevrouw Jacomijn zegt: "vandaag zijn jullie vrij."
D
Mevrouw Jacomijn zegt: "Vandaag zijn jullie vrij."

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een punt?

Slide 12 - Tekstslide

- Bij het einde van een zin.
- Afkortingen.
- Bij grote getallen boven de duizend.
- Bij digitale tijd. Het is nu 20.15 uur

Ik zal het formulier zsm inleveren.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We gaan t.z.t. verhuizen naar Zwolle.
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We zijn gesloten i.v.m. het mooie weer
A
goed
B
fout

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tien ton is 10.000 kilogram.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een vraagteken?

Slide 17 - Tekstslide

- Bij een vraagzin die begint met een vraagwoord.  
open vragen
- Bij een vraagzin die begint met een werkwoord gevolgd door de wie of wat(onderwerp).
gesloten vragen
Ga je morgen voetballen?
Wanneer gebruik je een vraagteken?
A
Na het antwoord.
B
Na een vraag.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is goed?
A
Ga je mee?
B
Ga mee?

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruik je een uitroepteken?

Slide 20 - Tekstslide

- Als je iets roept.
Morgen zijn we vrij!
- Bij de gebiedende wijs.
Help!
Ruim je kamer op!
Doe je mond dicht!
- Bij een heftige emotie, zoals bang, heel blij of boos.
Dat vind ik echt niet leuk!
Ik durf niet naar de tandarts!
Ik ben geslaagd voor mijn examen!
Tip: Je kunt deze zinnen op het bord schrijven en vragen welk emotie bij welke zin hoort.

Welke is goed?

A
Ga mee!
B
Ga mee?

Slide 21 - Quizvraag

Na dit lesonderdeel eerst de KAHOOT om nog extra te oefenen. Na slide 21 starten.

Weet je wanneer je een HOOFDLETTER moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Weet je wanneer je een punt moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Weet je wanneer je een vraagteken moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Weet je wanneer je een uitroepteken moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat vind je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Deze slide heeft geen instructies