Thema 12 Blok 2 Komen, blijven of weggaan?

THEMA 12 BLOK 2
Komen, blijven of weggaan? 

Waarom verhuizen mensen van het ene naar het ander land? 
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
mens en maatschappijMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

THEMA 12 BLOK 2
Komen, blijven of weggaan? 

Waarom verhuizen mensen van het ene naar het ander land? 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Als er meer mensen emigreren dan immigreren, dan is er een
A
vestigingsoverschot 
B
bevolkingsgroei
C
vertrekoverschot
D
bevolkingsafname

Slide 3 - Quizvraag

Een negatief migratiesaldo is ook wel een
A
Vestigingsoverschot
B
Vertrekoverschot

Slide 4 - Quizvraag

De babyboom uit het verleden zorgt nu voor...
A
ontgroening
B
vergrijzing
C
emigratie
D
immigratie

Slide 5 - Quizvraag


A
Sociale bevolkingsgroei
B
Daling van de levensverwachting
C
Vergrijzing
D
vestigingsoverschot

Slide 6 - Quizvraag

Waarmee geven een daling van het aantal kinderen per vrouw aan?
A
Geboortecijfer
B
Vruchtbaarheidscijfer
C
Geboorteoverschot
D
Ontgroening

Slide 7 - Quizvraag

Ontgroening is....
A
Steeds meer jongeren
B
Steeds meer werkende
C
Steeds minder jongeren
D
Steeds minder werkende

Slide 8 - Quizvraag

De verdeling van mensen over een land of gebied is ...
A
De bevolkingsconcentratie
B
Het bevolkingsaantal
C
De bevolkingsdichtheid
D
De bevolkingsspreiding

Slide 9 - Quizvraag

Welk begrip hoort hier bij?
‘Een plek waar veel mensen dicht bij elkaar wonen’.
A
Bevolkingsdichtheid
B
Bevolkingsconcentratie
C
Bevolkingsspreiding
D
Bevolkingsgroep

Slide 10 - Quizvraag

Bereken de bevolkingsdichtheid per vierkante km: Japan heeft 128 miljoen inwoners en is 380.000 vierkante km groot.
A
328
B
373
C
400
D
337

Slide 11 - Quizvraag

Reken uit...
Het aantal inwoners in Nederland is: 16.574.989
Deze mensen wonen op 33 739 km2.

Wat is de bevolkingsdichtheid?
A
491 inwoners per km2
B
492 inwoners per km2
C
0,002 inwoners per km2
D
0,2 inwoners per km2

Slide 12 - Quizvraag

Hoe bereken je het geboortecijfer?
A
bevolkingaantalgeboorten1000
B
vrouwenaantalgeboorten1000
C
aantalgeboorten1000
D
bevolkingaantalgeboorten100

Slide 13 - Quizvraag

De bevolking groeit snel door?
A
Laag sterftecijfer, laag geboortecijfer
B
Laag sterftecijfer, hoog geboortecijfer
C
Hoog sterftecijfer, laag geboortecijfer
D
Hoog sterftecijfer, hoog geboortecijfer

Slide 14 - Quizvraag

Bevolkingsgroei veroorzaakt door een hoger geboortecijfer is......
A
Natuurlijke bevolkingsgroei
B
Sociale bevolkingsgroei
C
Positieve bevolkingsgroei
D
Demografische bevolkingsgroei

Slide 15 - Quizvraag

Op welke 2 manieren groeit een bevolking?
A
geboortecijfer-sterftecijfer
B
immigratie- emigratie
C
natuurlijke bevolkingsgroei- sociale bevolkingsgroei
D
natuurlijke bevolkingsgroei + sociale bevolkingsgroei

Slide 16 - Quizvraag

Het aantal geboorte- en sterftegevallen in Nederland noemen we...
A
Sociale bevolkingsgroei
B
Natuurlijke bevolkingsgroei

Slide 17 - Quizvraag

Als mensen verhuizen naar een ander land is de reden is vaak een PUSH-factor of een PULL-factor.

Wat is een PULL-factor om te verhuizen naar een ander land?
A
oorlog
B
criminaliteit
C
werkeloosheid
D
werkgelegenheid

Slide 18 - Quizvraag

Een voorbeeld van een pushfactor is
A
Een goed klimaat
B
Veel werk
C
Oorlog
D
Veel familie

Slide 19 - Quizvraag

In Nederland heeft een goede economie.
A
Pushfactor
B
Pullfactor

Slide 20 - Quizvraag

Les 1 Wat heb je vorige week geleerd?
  • Hoe verandert de bevolking van Nederland door geboorte en sterfte?
  • Waar zijn grote bevolkingsconcentraties in Nederland?

  • Bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding  
  • Migratie (immigranten en emigranten)
  • De gevolgen van vergrijzing en ontgroening


Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Leerdoelen Blok 2
  • Je kan uitleggen wat afstotingsfactoren en aantrekkingsfactoren zijn (Push- en Pullfactoren)
    en bij beide factoren minimaal twee voorbeelden bedenken.
  • Je kan de belangrijkste migratiestromen binnen Nederland benoemen en uitleggen en plaatsen in de juiste periode
  • Je kan de migrantenstromen die naar Nederland kwamen indelen in groepen naar herkomst en de pushfactor noemen   
  • Uitleggen wat asielzoekers zijn.
 

Slide 23 - Tekstslide

Aantrekken en afstoten 
De aantrekkingsfactor of pullfactor van een land = een reden waarom iemand in een gebied komt wonen.

De afstotingsfactor of pushfactor = een reden waarom iemand uit een gebied wegtrekt.

Je kan uitleggen wat afstotingsfactoren en aantrekkingsfactoren zijn (Push- en Pullfactoren) 

Slide 24 - Tekstslide

Waarom weggaan? 

Pushfactoren van Nederland kunnen zijn: 

  • strenge milieuregels 
  • ongunstige arbeidsmarkt voor bepaalde beroepen 
  • het klimaat

Bij veel emigranten spelen aantrekkingsfactoren een grotere rol dan afstotingsfactoren

Slide 25 - Tekstslide

Als mensen verhuizen naar een ander land is de reden is vaak een PUSH-factor of een PULL-factor.

Wat is een PULL-factor om te verhuizen naar een ander land?
A
oorlog
B
criminaliteit
C
werkeloosheid
D
werkgelegenheid

Slide 26 - Quizvraag

Een voorbeeld van een pushfactor is
A
Een goed klimaat
B
Veel werk
C
Oorlog
D
Veel familie

Slide 27 - Quizvraag

In Nederland heeft een goede economie.
A
Pushfactor
B
Pullfactor

Slide 28 - Quizvraag

Waarom komen mensen naar Nederland? 
Nederlands-Indië verklaarde zich in 1945 onafhankelijk: Indonesië. Dit heet de dekolonisatie = het onafhankelijk worden van koloniën. Veel Indische mensen 'ontvluchtten'hun land en kwamen naar Nedelrand.

Suriname werd onafhankelijk in 1975.
Veel Surinamers verhuisden naar Nederland er waren hier betere mogelijkheden voor werk en studie.

Je kan de migrantenstromen die naar Nederland kwamen indelen in groepen naar herkomst en de pushfactor noemen   

Slide 29 - Tekstslide

Les 2 Wie komen er naar naar Nederland? 

Slide 30 - Tekstslide

Vluchtelingen
Ongeveer 5% van de immigranten in Nederland is vluchteling.

Een asielzoeker is iemand die aan de overheid van een land vraagt om in dat land te mogen wonen, bijvoorbeeld omdat hij gevaar loopt in zijn eigen land.
Asielzoekers die groot gevaar lopen in hun eigen land mogen in Nederland blijven
Je kan de migrantenstromen die naar Nederland kwamen indelen in groepen naar herkomst en de pushfactor noemen   

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Werk
In de jaren ’60 haalden grote bedrijven arbeidskrachten uit het buitenland >
arbeidsmigrant en
Sommige arbeiders lieten hun gezinnen overkomen om in Nederland te komen wonen > gezinshereniging
Mensen uit de EU mogen zonder werkvergunning in Nederland werken, zo werken er veel Polen, Roemenen in NL

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Verhuizen binnen Nederland
  • Rond 1800 trokken veel mensen van het platteland naar de stad. Daar was werk in de fabrieken, terwijl op het platteland steeds minder werk was > URBANISATIE

  • Vanaf 1960 vertrekken steeds meer mensen uit de stad naar nieuwe voorsteden zoals Duiven en Nieuwegein > SUBURBANISATIE 
  • Na 1960 gaf de overheid financiële voordelen aan bedrijven die zich vestigden in gebieden met een vertrekoverschot. Jongeren trekken nog steeds weg uit landelijke gebieden die sterk vergrijzen.
  • Na 1985 wordt de stad weer aantrekkelijk gemaakt om in te wonen, veel mensen vinden wonen in de steden weer aantrekkelijk  > RE-URBANISATIE


Je kan de belangrijkste migratiestromen binnen Nederland benoemen en uitleggen en plaatsen in de juiste periode 

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

De arbeidsmarkt
Vacature > een lege arbeidsplaats in een bedrijf.
Vraag naar arbeid > alle vacatures en banen in een land.
Aanbod van arbeid > alle mensen die werk zoeken of werk hebben.
Arbeidsmarkt > het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid.
Inkomen in natura >  het loon dat je betaald krijgt in de vorm van goederen.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link

Slide 39 - Video


Iemand die vanuit het buitenland naar Nederland verhuist, wordt ook wel een:

A
gastarbeider
B
immigrant
C
emigrant
D
asielzoeker

Slide 40 - Quizvraag

Veel immigranten komen uit de oude Nederlandse koloniën, zoals Indonesië en Suriname
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Gastarbeiders waren mensen die in Nederland kwamen om te werken, uit welke landen kwamen de eerste gastarbeiders?
A
België
B
Marokko en Turkije
C
Polen en Roemenië
D
Spanje en Italië

Slide 42 - Quizvraag

Wat is naast werk een andere reden om naar Nederland te verhuizen?
A
gevaar in eigen land
B
gunstig klimaat
C
het lekkere eten
D
familie

Slide 43 - Quizvraag

Vanuit welk land zijn weinig immigranten naar Nederland gekomen?
A
Duitsland
B
Verenigde Staten
C
Suriname
D
Indonesië

Slide 44 - Quizvraag