Extra les zinsontleden leerjaar 3

Vandaag:
Ontleden van zinnen:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp
5. meewerkend voorwep
6. bijwoordelijk bepaling
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Vandaag:
Ontleden van zinnen:
1. persoonsvorm
2. werkwoordelijk gezegde
3. onderwerp
4. lijdend voorwerp
5. meewerkend voorwep
6. bijwoordelijk bepaling

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Video

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd verjaardagskaarten?
A
jullie
B
verjaardagskaarten
C
Sturen
D
altijd

Slide 5 - Quizvraag

Wat is in de onderstaande zin het gezegde?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
moest wachten
D
de huldiging

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het gezegde in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
zal gaan stijgen
D
zal stijgen

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Gisteravond hebben mijn zus en ik een appeltaart gemaakt.
A
gisteravond
B
mijn zus en ik
C
gemaakt
D
een appeltaart

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in de volgende zin:

Onder de tafel heeft mijn vader een cadeautje verstopt voor mijn neefje
A
onder de tafel
B
mijn vader
C
een cadeautje
D
voor mijn neefje

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
De kassière geeft aan de vriendelijke klant de spaarzegels.
A
de spaarzegels
B
aan de vriendelijke klant
C
de vriendelijke klant
D
de kassière

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp in de volgende zin:
Volgende week ga ik voor mijn vrienden een zak snoep kopen
A
volgende week
B
een zak snoep
C
ga kopen
D
voor mijn vrienden

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
De tuinman geeft de pas geplante bloemen water met een gieter
A
met een gieter
B
geeft
C
de tuinman
D
de pas geplante bloemen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het bijwoordelijke bepaling in de volgende zin:
Tussen de bomen hangt de kleurrijke hangmat.
A
de kleurrijke hangmat
B
hangt
C
tussen de bomen
D
is er niet

Slide 14 - Quizvraag

extra oefeningen lj.3

Benoem de zinsdelen. Kies uit: pv, ow, wwg, lv, mv en bwb. Je mag de theorie uit je boek erbij gebruiken. 

1. United Airlines heeft een vrouwelijke passagier geweigerd.

2. De vrouw wilde een enorme pauw meenemen aan boord van het vliegtuig.

3. Ze had een extra vliegticket besteld voor haar opvallende reisgenoot.










Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden
1. United Airlines heeft een vrouwelijke passagier geweigerd.
 
Pv= heeft
O= United Airlines
Wwg= heeft geweigerd
Lv= een vrouwelijke passagier
er blijven verder geen zinsdelen meer over

Slide 16 - Tekstslide

2. De vrouw wilde een enorme pauw meenemen aan boord van het vliegtuig.
Pv= wilde
O= de vrouw
Wwg= wilde meenemen
Lv= een enorme pauw
Mwv= -
Bwb= aan boord van het vliegtuig

Slide 17 - Tekstslide

3. Ze had een extra vliegticket besteld voor haar opvallende reisgenoot.


pv= had
o = ze
wwg= had besteld
lv= een extra vliegticket
mwv= voor haar opvallende reisgenoot
bwb= -

Slide 18 - Tekstslide

In Fronter staan nog extra oefeningen voor thuis. 

Succes met het leren voor de toets!
Lezen- woordenschat- taalverzorging H1

Slide 19 - Tekstslide