1.2 Armoede in Nigeria

Armoede in Nigeria
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Armoede in Nigeria

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kennen?
  • Welke kenmerken gebruik je om armoede te meten?
  • Wat hebben die kenmerken met elkaar te maken?
  • Verschillen tussen regio’s in Nigeria verklaren

Slide 2 - Tekstslide

Begrippen
  • voedselgewassen
  • voedselvoorziening
  • voedselzekerheid
  • honger/ondervoeding
  • kwantitatieve honger
  • kwalitatieve honger
  • levensverwachting
  • zuigelingensterfte
  • cirkel van armoede

Slide 3 - Tekstslide

Leg in eigen woorden uit wat het verschil is tussen welvaart en welzijn

Slide 4 - Open vraag

Hoe weet je of er veel armoede is in Nigeria?
Welke kenmerken gebruik je dan?
- het BNP (par. 1.1)
- Je kijkt naar de basisbehoeften: voedsel, huisvesting, onderwijs en gezondheiszorg

In deze les kijken we hoe het gesteld is met de basisbehoeften van de bevolking in Nigeria met bij behorende begrippen 

Slide 5 - Tekstslide

1- Geen voedselzekerheid
Er is te weinig voedsel... waarom?
- kleine boeren --> lage opbrengst
- rampen of oorlogen komen vaak voor
- voedsel niet goed verdeeld over het land

Gevolg --> het tekort aan voedsel wordt geimporteerd uit het buitenland --> duur!

Slide 6 - Tekstslide

2- Voedseltekort = Honger!
- Geen voedselzekerheid --> er is honger of ondervoeding

2 soorten honger:
1- Kwantitatieve honger

2- Kwalitatieve honger 


Kwantitatief = hoeveelheid, je krijgt onvoldoende calarieen binnen. 
Kwalitatieve honger wordt ook wel ondervoeding genoemd.
De kinderen hebben dan een dikke buik omdat ze onvoldoende vitamines en voedingsstoffen binnenkrijgen.

Slide 7 - Tekstslide

3- Slechte gezondheid
Gevolg =>
- lage levensverwachting: 55 jaar
- veel sterftes door infectieziekten
- hoge zuigelingensterfte


vraag
Hoe hoog is de levensverwachting in Nederland?
antwoord
81.5

Slide 8 - Tekstslide

4- Slechte huisvesting
- kleine huizen
- geen waterleiding
- open riool
- zelfgemaakte huizen
- krottenwijken

Slide 9 - Tekstslide

5- Slecht onderwijs
- regering investeert te weinig geld
- te weinig scholen
- kwaliteit is laag
- weinig leraren

Slide 10 - Tekstslide

Wat hebben de kenmerken met elkaar te maken?
Je hebt net gekeken naar de volgende kenmerken:
ondervoeding - ziekte - huisvesting - onderwijs

=> wanneer dit in een land slecht geregeld is houden ze elkaar in stand....
=> dit heet: cirkel van armoede

Slide 11 - Tekstslide

Maken
Maken opdrachten 1.2 
timer
10:00

Slide 12 - Tekstslide

Waarom zijn er verschillen tussen gebieden in Nigeria?
=> In het noorden is meer armoede dan in het zuiden

=> in het zuiden zijn de voorzieningen beter

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Sectoren uitleggen
Primair, secundair en tertiere sector + concrete voorbeelden

Slide 18 - Tekstslide

Primaire sector.
 De primaire sector is de economische sector die grondstoffen en voedsel levert. 
-  landbouw
- veeteelt
- jacht/ visserij
-  delfstoffenwinning. 

Slide 19 - Tekstslide

Secundaire sector. 
Deze sector staat bekend als de industrie. Hieronder vallen alle bedrijven en activiteiten die de grondstoffen van de primaire sector verwerken. 

Slide 20 - Tekstslide

Tertiaire sector. 
 Deze sector omvat de commerciële dienstverlening: bedrijven die met de verkoop van hun diensten winst willen maken. Tot de tertiaire sector rekent men onder andere winkels, horeca, kantoorbanen ect..

Slide 21 - Tekstslide

Quartaire sector.
De quartaire sector is de niet-commerciële dienstverlening, de enige economische sector zonder winstoogmerk. In deze sector vallen de overheidsdiensten en de door de overheid gesubsidieerde diensten. Voorbeelden zijn ziekenhuizen, verpleeghuizen, brandweer, defensie, gezondheidszorg, sociaal werk, onderwijs en cultuur.

Slide 22 - Tekstslide

In welke sector werken de meeste mensen in Noord Nigeria?

Slide 23 - Open vraag