h7 en h8 afsluiting

h7 en h8 afsluiting
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

h7 en h8 afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag afronding h7 en h8
Planning:
  • Tips bij de toets

Werken
maken Examenopgave bij 
hoofdstuk 7 en 8

Leerdoelen:
  •     Ik weet wat het hoofdconcept verhouding en het kernconcept sociale ongelijkheid inhouden
  •     Ik wat sociale stratificatie, sociale mobiliteit en de onderklasse zijn
  •     Ik ken de gevolgen van sociale ongelijkheid
  •     Ik weet hoe sociale ongelijkheid wordt bestreden
  •     Ik weet hoe de ontwikkelingen in de 21e eeuw leiden tot veranderende verhoudingen
  •     Het dilemma van de rechtsstaat, de risicosamenleving en de veiligheidsutopie
  •     Het verschil tussen subjectieve en objectieve veiligheid
  •     De doelen van straf en de verschillende visies op straf
  •     Op micro-, macro- en mesoniveau te kijken naar de oorzaken en gevolgen van crimineel gedrag.
  •     Verschillende soorten van bedreiging voor veiligheid en kunnen veranderingsprocessen toepassen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale ongelijkheid
Een situatie waarin verschillen tussen mensen, in al dan niet aangeboren kenmerken, consequenties hebben voor hun maatschappelijke positie en leiden tot een ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, van waardering en behandeling.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verhouding
Verhouding verwijst naar de de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarop samenlevingen in sociale zin vormgeven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale stratificatie ( gelaagdheid)

Slide 6 - Tekstslide

In Nederland wordt sociale stratificatie vaak beschreven op basis van bezit en inkomenssituatie, macht, status en opleiding hebben daar natuurlijk ook mee te maken.

In India is er sprake van een kastenstelsel. Mensen behoren tot een sociale laag op basis van hun afkomst (pagina 142/143).

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Positietoewijzing
Maatschappelijke oorzaken van buitenaf zijn van invloed  op iemands positie in de maatschappij. 
Het verkrijgen van  maatschappelijke positie door de eigen bijdrage van een persoon of een groep waartoe hij behoort.
Bijvoorbeeld: kwaliteit van onderwijs
Positieverwerving
Bijvoorbeeld: inzet op school

Slide 8 - Tekstslide

In India is vooral sprake van positietoewijzing en weinig positieverwerving. Dit zie je bijvoorbeeld terug in de invoering van quota die ervoor zorgen dat mensen uit verschillende kasten in overheidsdienst kunnen werken. 
Sociale uitsluiting
Er is sprake van sociale uitsluiting bij meer dan 1 van de volgende bestanddelen: 
Beperkte sociale en politieke participatie, beperkte normatieve integratie, niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoeften, geringe toegang tot sociale grondrechten. 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolgen van sociale ongelijkheid
Gevolgen op het gebied van:
  • onderwijs
  • cultuur en vrije tijd
  • politiek
  • gezondheid
  • Ergste geval: sociale uitsluiting
  • Sociale ongelijkheid kan zorgen voor conflict.


Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Harmoniemodel
Conflictmodel
Overeenstemming bereiken door middel van overleg.

Nederland
Beïnvloeding van de media  (media-offensief) of door middel van betogingen en stakingen
Frankrijk
Omgaan met conflicten

Slide 11 - Tekstslide

Benadruk dat de manier waarop mensen omgaan met conflicten afhankelijk is van de cultuur in een samenleving. 
Overheidsinstrumenten
De overheid heeft verschillende instrumenten om sociale ongelijkheid te beïnvloeden:
  • Sociale zekerheidsbeleid
  • Actief arbeidsmarktbeleid
  • Inkomensverdelingsbeleid
  • Onderwijsbeleid
  • Wijkgericht achterstandsbeleid
  • Emancipatiebeleid

Slide 12 - Tekstslide

1. **Sociale zekerheidsbeleid:**
   - *Voorbeeld:* Werkloosheidsuitkeringen om mensen financieel te ondersteunen.

2. **Actief arbeidsmarktbeleid:**
   - *Voorbeeld:* Trainingsprogramma's om werklozen nieuwe vaardigheden te geven.

3. **Inkomensverdelingsbeleid:**
   - *Voorbeeld:* Belastingstelsel dat hogere inkomens meer belast.

4. **Onderwijsbeleid:**
   - *Voorbeeld:* Investeringen in digitale leermiddelen voor scholen.

5. **Wijkgericht achterstandsbeleid:**
   - *Voorbeeld:* Buurtcentra en programma's om achterstandswijken te ondersteunen.

6. **Emancipatiebeleid:**
   - *Voorbeeld:* Campagnes om gelijke kansen en rechten voor vrouwen te bevorderen.
Effecten van overheidsinstrumenten
  • Minder sociale ongelijkheid
  • Minder beloningsongelijkheid
  • Minder kansenongelijkheid tussen groepen
  • Hoge uitgaven voor de overheid: hoge belastingen kunnen zorgen voor een verslechterde concurrentiepositie en werkgelegenheid
  • Weinig prikkels om te werken
  • Minder doelmatige inzet van middelen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Objectieve veiligheid:


Het aantal misdrijven en ongevallen en de kans op rampen


Subjectieve veiligheid:


Gevoel van onveiligheid.Dit kan reële gevolgen hebben voor de sociale cohesie of het gezag van de overheid.
Veiligheidsgevoel

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risicomaatschappij volgens Ulrich Beck
De overheid in Paniek!
  • Wie is er verantwoordelijk voor Risico's en bedreigingen? 
  • ( Klimaat, Mafia, Drugshandel, Mensenhandel etc.)
  • Deze onduidelijkheid kan zorgen voor conflicten en daling van gezag van de overheid.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma van de rechtsstaat
Rechtshandhaving
Orde & veiligheid


Hobbes:
de overheid heeft gezag door belofte van rechtshandhaving
Rechtsbescherming
beschermen van vrijheid

Rousseau:
de overheid heeft gezag enkel als dat de algemene wil is van de burgers

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Criminaliteit
  • Criminaliteit is gedrag dat strafbaar is.
  • Om criminaliteit te meten, kijken we onder andere naar politie- en rechtbank statistieken.
  • Het nadeel hiervan is dat rechtbankstatistieken alleen veroordelingen in kaart brengen. Daarnaast worden veroordelingen en rechters beïnvloedt door maatschappelijke processen.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Micro-, meso-, macroniveau
wat wordt onderzocht?
Vb.
Micro
gedrag van individuen
kleptomanie
Meso
groepsgedrag

omstandigheden in een bepaalde wijk
Macro
gedrag van samenlevingen
Sociale ongelijkheid

Slide 20 - Tekstslide

Welk niveau was Hofstede's onderzoek naar bedrijfscultuur? En naar nationale culturen?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tweesporenbeleid
Repressie
Preventie
Rechtshandhaving
Ondersteun-ing en hulpverlening
Beperken van de gelegenheid

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen van straffen
De straf die wordt opgelegd na een strafbaar feit heeft verschillende doelen.
  1. Vergelding 
  2. Afschrikking
  3. Speciale preventie - "een ernstige waarschuwing" 
  4. Resocialisatie - "heropvoeden" 
  5. Bescherming van de samenleving

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag afronding h7 en h8
Planning:
  • Tips bij de toets

Werken
maken diagnostische toets blz
110-111

Leerdoelen:
  •     Ik weet wat het hoofdconcept verhouding en het kernconcept sociale ongelijkheid inhouden
  •     Ik wat sociale stratificatie, sociale mobiliteit en de onderklasse zijn
  •     Ik ken de gevolgen van sociale ongelijkheid
  •     Ik weet hoe sociale ongelijkheid wordt bestreden
  •     Ik weet hoe de ontwikkelingen in de 21e eeuw leiden tot veranderende verhoudingen
  •     Het dilemma van de rechtsstaat, de risicosamenleving en de veiligheidsutopie
  •     Het verschil tussen subjectieve en objectieve veiligheid
  •     De doelen van straf en de verschillende visies op straf
  •     Op micro-, macro- en mesoniveau te kijken naar de oorzaken en gevolgen van crimineel gedrag.
  •     Verschillende soorten van bedreiging voor veiligheid en kunnen veranderingsprocessen toepassen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

afronding h7 en h8
Planning:

Spel naar keuze:
debat
Pictionary ( groepjes van 1-4)
30 seconds ( groepjes 1-4)
LessonUp quiz

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de 4 soorten sociale ongelijkheid?
A
Economische ongelijkheid, culturele ongelijkheid, politieke ongelijkheid, sociale ongelijkheid
B
Economische ongelijkheid, culturele diversiteit, politieke ongelijkheid, sociale diversiteit

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een open en een gesloten samenleving?
A
Een open samenleving heeft gelijke kansen, een gesloten samenleving heeft meer diversiteit
B
Een open samenleving heeft sociale mobiliteit, een gesloten samenleving heeft beperkte sociale mobiliteit

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kunnen de drie verschillende soorten kapitaal van invloed zijn op positieverwerving?
A
Cultureel kapitaal kan via werkervaring leiden tot positieverwerving, economisch kapitaal kan via sociale activiteiten leiden tot positieverwerving, sociaal kapitaal kan via woonplaats leiden tot positieverwerving
B
Cultureel kapitaal kan via opleiding en opvoeding leiden tot positieverwerving, economisch kapitaal kan via financiële middelen leiden tot positieverwerving, sociaal kapitaal kan via netwerken en connecties leiden tot positieverwerving

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen harmoniemodel en conflictmodel?
A
Harmoniemodel is enkel voor politieke conflicten
B
Harmoniemodel streeft naar consensus, conflictmodel benadrukt tegenstellingen
C
Beide modellen streven naar gelijkheid

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de 6 overheidsinstrumenten om sociale ongelijkheid te beïnvloeden?
A
Handelsovereenkomsten, defensie-uitgaven, privatisering, regelgeving
B
Belastingen, subsidies, uitkeringen, minimumloon, onderwijsbeleid, inkomenspolitiek

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat houdt het begrip 'nivelleren' in bij de aanpak van sociale ongelijkheid?
A
Het vergroten van inkomensverschillen
B
Het verkleinen van inkomensverschillen

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de 6 effecten van overheidsinstrumenten?
A
Milieuschade, werkloosheid, inflatie, economische groei
B
Herverdeling, prikkels, armoedebestrijding, inkomensgelijkheid, kwaliteit van leven, sociale cohesie

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een risicomaatschappij en hoe kan dit leiden tot conflict en daling van gezag van de overheid?
A
Een risicomaatschappij is een samenleving waarin risico's geen rol spelen en waarin onzekerheid afneemt.
B
Een risicomaatschappij is een samenleving waarin risico's een centrale rol spelen en waarin onzekerheid afneemt.
C
Een risicomaatschappij is een samenleving waarin risico's geen centrale rol spelen en waarin onzekerheid afneemt.
D
Een risicomaatschappij is een samenleving waarin risico's een centrale rol spelen en waarin onzekerheid en conflict toenemen. Dit kan leiden tot een daling van gezag van de overheid doordat mensen minder vertrouwen hebben in de overheid om deze risico's te beheersen.

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een veiligheidsutopie en hoe kan dit worden herkend en toegepast?
A
Een veiligheidsutopie is een denkbeeldige en ideale situatie waarin alle mogelijke risico's en gevaren zijn geëlimineerd. Dit kan worden herkend door extreme nadruk op veiligheid en controle in een samenleving.
B
Een veiligheidsutopie is een realistische situatie waarin alle mogelijke risico's en gevaren zijn geëlimineerd.
C
Een veiligheidsutopie is een denkbeeldige en ideale situatie waarin alle mogelijke risico's en gevaren zijn vergroot.
D
Een veiligheidsutopie is een denkbeeldige en ideale situatie waarin alle mogelijke risico's en gevaren worden genegeerd.

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het dilemma van de rechtsstaat en hoe kan dit worden herkend en toegepast?
A
Het dilemma van de rechtsstaat verwijst naar de spanning tussen individuele vrijheden en collectieve veiligheid. Dit kan worden herkend in discussies over privacywetgeving en veiligheidsmaatregelen.
B
Het dilemma van de rechtsstaat verwijst naar de harmonie tussen individuele vrijheden en collectieve veiligheid.
C
Het dilemma van de rechtsstaat verwijst naar de spanning tussen collectieve veiligheid en collectieve privacy.
D
Het dilemma van de rechtsstaat verwijst naar de spanning tussen individuele vrijheden en individuele privacy.

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen subjectieve en objectieve veiligheid en hoe kunnen deze worden herkend en toegepast?
A
Subjectieve veiligheid is gebaseerd op individuele percepties en gevoelens van veiligheid, terwijl objectieve veiligheid meetbare feiten en statistieken omvat. Dit kan worden herkend in enquêtes over veiligheidsgevoelens versus politiestatistieken.
B
Subjectieve veiligheid is gebaseerd op meetbare feiten en statistieken, terwijl objectieve veiligheid gebaseerd is op individuele percepties en gevoelens van veiligheid.
C
Subjectieve veiligheid is gebaseerd op objectieve feiten en statistieken, terwijl objectieve veiligheid gebaseerd is op individuele percepties en gevoelens van onveiligheid.
D
Subjectieve veiligheid is gebaseerd op individuele percepties en gevoelens van onveiligheid, terwijl objectieve veiligheid meetbare feiten en statistieken omvat.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de rol van de media in de beeldvorming over veiligheid en criminaliteit en welke theorieën kunnen worden toegepast?
A
De media spelen een rol bij het beïnvloeden van publieke percepties over veiligheid en criminaliteit, zoals de 'agenda-setting-theorie' en 'moral panic-theorie'. Deze kunnen worden toegepast in analyses van media-uitingen over veiligheidskwesties.
B
De media hebben geen rol bij het beïnvloeden van publieke percepties over veiligheid en criminaliteit.
C
De media spelen een rol bij het beïnvloeden van publieke percepties over veiligheid en criminaliteit, zoals de 'propaganda-theorie' en 'objectieve-theorie'.
D
De media spelen een rol bij het beïnvloeden van publieke percepties over veiligheid en criminaliteit, maar er zijn geen relevante theorieën.

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de materiële gevolgen van criminaliteit?
A
Emotionele trauma's, verlies van vertrouwen, en sociale stigmatisering.
B
Financiële verliezen, schade aan eigendommen, en kosten voor rechtssysteem.

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de gevolgen van criminaliteit op microniveau?
A
Emotionele impact op slachtoffers, juridische consequenties voor daders.
B
Sociale onrust, politieke veranderingen, economische instabiliteit.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de gevolgen van criminaliteit op mesoniveau?
A
Impact op lokale gemeenschappen, veiligheid, en sociale cohesie.
B
Internationale betrekkingen, nationale beleidsvorming, en economische groei.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tweesporenbeleid en wat houden de verschillende onderdelen in?
A
Een benadering gericht op slechts preventieve maatregelen
B
Een benadering waarbij preventie en repressie gecombineerd worden

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies