Unit 4.5 Canada T/H

TOPIC: Canada
Unit 4
CANADA
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TOPIC: Canada
Unit 4
CANADA

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Hoofdstuk 4.5 Canada 
Grammar
- Future: Will, shall and to be going to

Slide 2 - Tekstslide

2 manieren 'to be going to' + ww
1.  Bij plannen die al gemaakt waren vóór het moment van spreken
                      I am going to visit John this afternoon
     (dit stond al gepland voordat je deze zin uitsprak).


2. Als er op het moment van spreken aanwijzingen zijn dat iets in de toekomst gaan gebeuren
                    Look at those dark clouds. It's going to rain
    (de donkere wolken zijn een aanwijzing dat het in de toekomst gaat regenen)

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vervoeg je 'to be going to' in een (bevestigende) zin?


I                              + am + going to + hele werkwoord
you/we/they     + are + going to + hele werkwoord
he/she/it            + is    + going to  + hele werkwoord

I am going to visit my grandmother today.

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vervoeg je 'to be going to' in een
(bevestigende) vragende (?)of ontkennende zin (-)?
Am + I  + going to + hele werkwoord?
 Are you/we/they  + going to + hele werkwoord?
 Is + he/she/it +  going to + hele werkwoord?
                
 Bijv. Am I going to visit my grandmother today?

                                                                     I + am not + going to + hele werkwoord
                                                                    You/we/they + are not + going to + hele werkwoord
                                                                    He/she/it + is not + going to + hele werkwoord

                                                                    Bijv. I am not going to visit my grandmother today. 

Slide 5 - Tekstslide

Peter .... study History after his exams.
A
am going to
B
is going to
C
are going to

Slide 6 - Quizvraag

What are you doing next weekend?
I .... celebrate my birthday Saturday night.
A
am going to
B
is going to
C
are going to

Slide 7 - Quizvraag


Will & Shall

Slide 8 - Tekstslide

2 manieren will + hele werkwoord
1. Als je een beslissing neemt (plan maakt) op het moment van spreken.

Bijv. Do you think John is at home? I think I will call him this afternoon. 
         (Op het moment van spreken besluit je om John vanmiddag te gaan bellen)

2. Bij een wens, veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek of voorspelling
  
Bijv. He will not be on time, he is always late.                      (= voorspelling)
         Those boxes look heavy, I will help you carry them.    (= aanbod)


Slide 9 - Tekstslide

Hoe zit het nu tussen will en shall?
  • In vragen kun je will of shallgebruiken.
  • Shall gebruik je alleen met I en we. 
  • Shall wordt vooral gebruikt om te vragen naar een mening, bij voorstellen en om iets aan te bieden. 

bijv.  Will you/he/she/it/they do that?
          Shall we/I do that?
          Shall we go out or stay in?  - (je vraagt naar een mening)
          Shall we go shopping this weekend?  - (je doet een voorstel)

Slide 10 - Tekstslide

___ they ___ (move) next week or the week after?

Slide 11 - Open vraag

___ I ___ (help) you with moving the boxes?

Slide 12 - Open vraag

Homework

Maak de opdrachten van 4.5

                  Good luck!!

Questions? I'm here for you 




Slide 13 - Tekstslide