In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welcome ZM1A
Oortjes uit
Boek en etui op tafel
Tas op de grond
STARTKLAAR?
Ga op je plek zitten
Doe je jas uit
Telefoon in je tas
timer
3:00
Slide 2 - Tekstslide
Welcome ZM1B
Oortjes uit
Boek en etui op tafel
Tas op de grond
STARTKLAAR?
Ga op je plek zitten
Doe je jas uit
Telefoon in je tas
timer
3:00
Slide 3 - Tekstslide
PTO 3 - Week 36 - lesson 1
Today's mission:
Revision Grammar chapter 5/6
Reading examenteksten
Writing
Slide 4 - Tekstslide
Numo Engels
4 uur moet deze week af zijn!
Slide 5 - Tekstslide
Today's mission
Revision Grammar chapter 5/6
Slide 6 - Tekstslide
Welke basisregel (spelling) weet je nog voor de vergrotende en overtreffende trap?
Slide 7 - Woordweb
Welke uitzonderingsregels (spelling) weet je nog voor de vergrotende en overtreffende trap? (voorbeelden!)
Slide 8 - Woordweb
Als iets net zo groot, mooi, lekker, snel als iets anders is zeg je :
As ..................... as
This dog is as cute as that one
Slide 9 - Tekstslide
in het Engels zet je dan -er achter het woord
small - smaller
fast - faster
high - higher
small smaller
Slide 10 - Tekstslide
Achter het woord + er zet je dan than
this dog is smaller than that one
smaller than
Slide 11 - Tekstslide
Here is Emily. She's six years old. Her brother is nine, so he is...........
A
old
B
older
C
olden
D
oldest
Slide 12 - Quizvraag
This magazine is cheap, but that one is...........
A
cheaper
B
cheaping
C
cheap
D
cheapest
Slide 13 - Quizvraag
in het Engels zet je dan -est achter het woord
fastest
smallest
highest
small smaller smallest
Slide 14 - Tekstslide
Voor het woord + est zet je dan the
This is the smallest dog they have
Slide 15 - Tekstslide
He is ................. man in our village.
A
strongest than
B
stronger than
C
the strongest
D
the stronger
Slide 16 - Quizvraag
He has .......... car in our family.
A
faster than
B
the faster
C
fastest than
D
the fastest
Slide 17 - Quizvraag
3 Uitzonderingen:
woorden die eindigen op een griekse y
bijv : ugly, lazy, early, heavy
1
Slide 18 - Tekstslide
woorden die eindigen op een griekse y
Bij de vergrotende trap verdwijnt de -y
en komt er -ier achter
Bij de overtreffende trap verdwijnt
de -y en komt er -iest achter.
1
an ugly dog a happy cat
an uglier dog a happier cat
the ugliest dog the happiest cat
Slide 19 - Tekstslide
This dog is as ugly as that dog
this dog is hairier than that dog
Slide 20 - Tekstslide
2
woorden die eindigen op -e
Bij de vergrotende trap komt er een -r achter het woord
Bij de overtreffende trap komt er een -st achter het woord
a large dog
a larger dog
the largest dog
Slide 21 - Tekstslide
Woorden van 1 lettergreep met 1 klinker die eindigen op 1 medeklinker
3
Bij de vergrotende trap verdubbelt
de medeklinker + er
Bij de overtreffende trap verdubbelt
de medeklinker + est
a fat dog
a fatter dog
the fattest dog
Slide 22 - Tekstslide
Deze rijtjes moet je uit je hoofd leren :
much/many - more - most
little/ few - less - least
bad - worse - worst
good - better - best
Slide 23 - Tekstslide
Bij lange woorden (2 of meer lettergrepen) maak je de vergrotende trap door more voor het woord te zetten
more beautiful
more intelligent
more wonderful
more boring
Slide 24 - Tekstslide
Bij deze lange woorden maak je de overtreffende trap door most voor het woord te zetten
most beautiful
most intelligent
most wonderful
most boring
Slide 25 - Tekstslide
This is a nice cat. It's much ............... . my friend's cat
A
nicer than
B
niceer than
C
the nicest
D
the niceest
Slide 26 - Quizvraag
This joke was .................... joke I've ever heard.
A
the funnyest
B
funnyer than
C
the funniest
D
funnier than
Slide 27 - Quizvraag
Paris is ............. city in Europe.
A
largeer than
B
the largeest
C
larger than
D
the largest
Slide 28 - Quizvraag
You look ........... yesterday
A
good than
B
the best
C
better than
D
best than
Slide 29 - Quizvraag
My car is ............. than your pony
A
the bigest
B
the biggest
C
biger than
D
bigger than
Slide 30 - Quizvraag
This is the ............. exercise on the worksheet.
A
the easier
B
easiest
C
the most easy
D
the more easy
Slide 31 - Quizvraag
my sister has ................... hobby in the world.
A
the most interesting
B
the more interestinger
C
the interestingest
D
the most interstingest
Slide 32 - Quizvraag
He is .......... teacher in the country.
A
the goodest
B
gooder than
C
the best
D
better than
Slide 33 - Quizvraag
Oh no, this is my ............ nightmare!
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst
Slide 34 - Quizvraag
My sister is ................her classmates
A
the most intelligent
B
the most intelligentest
C
more intelligent than
D
more intelligenter than
Slide 35 - Quizvraag
Can you use comparisons?
😒🙁😐🙂😃
Slide 36 - Poll
Today's mission
reading: you can answer questions about exam texts
Slide 37 - Tekstslide
boekje examenteksten VMBO-basis
- lees eerst de vraag goed door
- lees de antwoordmogelijkheden door
- lees de tekst en ga actief op zoek naar het antwoord
- onderstreep de zin in de tekst waar je het antwoord hebt gevonden
- omcirkel het juiste antwoord
Slide 38 - Tekstslide
Today's mission
writing: You can write a simple letter or email
Slide 39 - Tekstslide
Aanhef
Dear Dave,
How are you?
Give my regards to your mum.
Lots of love,
Masja
Inhoud
Afsluiting
Ondertekening
Slide 40 - Tekstslide
Opdracht
Schrijf een brief of mail naar een bekende. (Bedenk een naam voor die bekende.)
Vertel twee dingen over je bezoek aan de dierentuin.
Gebruik een comparison!
Vraag de ander wat zijn of haar favoriete dier is.
Let op: denk aan de aanhef, inhoud, afsluiting en ondertekening!
Slide 41 - Tekstslide
voorbeeldbrief
Aanhef
Dear Dave,
How are you?
I am in a zoo right now. I'm looking at the giraffes. I love their long necks! Their necks are the longest of all the animals in the zoo. I also like the parrots. They have colourful wings.
What is your favourite animal in the zoo?
I hope to see you soon!
Lots of love,
Masja
Inhoud (+opdracht)
Afsluiting
Ondertekening
Slide 42 - Tekstslide
Schrijf een brief of mail naar een bekende. * Vertel twee dingen over je bezoek aan de dierentuin. * Gebruik een comparison! * Vraag de ander wat zijn of haar favoriete dier is. Let op: denk aan de aanhef, inhoud, afsluiting en ondertekening!