W14 HA Klas 2Gha_B Les 2

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

WOORDDOSSIER HFD 4. (klas 2. TEKENEN Per 2) DOORLEZEN EN NASLAGWERK

Abstract: Onherkenbaar 

Atelier: een werkplaats van een beeldend kunstenaar. Voorwaarde is een dat er prettig en goed daglicht is.  

Atmosferisch perspectief: Ruimtesuggestie d.m.v. kleurgebruik: Warme kleuren voor, koude kleuren achter. 

Atribuut: een voorwerp om te gebruiken voor iets 

Belichting: (Vanuit de fotografie) Hoe je licht laat vallen op iets. 

Bewegingssuggestie: De indruk wekken dat er beweging is. 

Boetseren: zacht materiaal met de handen vormgeven door te duwen en te knijpen (of iets weg te halen). 

Diagonaal: schuin 

Dieptewerking: op een plat valk (dmv technieken) proberen ruimte te suggereren 

Dynamiek: Beweging 

Eigen schaduw: op een plat valk (dmv technieken) proberen ruimte te suggereren 

Esthetische functie: met als doel de schoonheid 

Expressie: met gevoel je uiten 

Felle kleur: intense, krachtige kleur 

Figuratief: herkenbaar 

Fotoserie: een aantal samenhangende foto’s na elkaar. 

Gecentreerd: iets staat in het midden 

Gedetailleerd: met veel kleine deeltjes 

Gietnaden: Smalle richels of lijnen die aangeven dat een object is gemodelleerd 


Houtsnede: Uit een houten plaat gemaakt wordt een ontwerp uit gesneden. Daarna wordt op de verhoogde oppervlakken die overblijven inkt gesmeerd en daarna wordt de afdruk gemaakt.
Inspriratie: op een bepaald moment precies weten wat, hoe en wanneer je iets wil gaan doen.
Inspriratiebron: Een inspiratiebron is een object, mens of gebeurtenis waaruit een kunstenaar inspiratie weet te putten

Klassiek: Uit de tijd van de oude Romeinen en Grieken (traditioneel)

Kleur – tegen- kleur contrast: Als twee kleuren erg van elkaar verschillen.

Kunstuiting: Als iemand zijn gevoel vastlegt (creatie), in een vorm van kunst.


Lettertype: een typografisch en stilistisch samenhangende set tekens van letters en cijfers. Familie soort tekens die wij letters noemen.
Typograaf: iemand die letters ontwerpt.

Model: een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.
Iemand die voor een scheppend kunstenaar poseert en daar eventueel ook zijn of haar beroep van maakt.

Natuurgetrouw: naar de natuur

Objet trouvé: een kunstvorm (Marcel Duchamp). Een industrieel voorwerp wordt uit zijn alledaagse omgeving gehaald en tot kunst benoemd, doordat het in een museum wordt getoond.

Patroon: als vormen en kleuren zich herhalen

Photoshop: softwareprogramma; bewerkingsprogramma voor o.a. foto’s

Plasticiteit: tastbaar; 3D

Poseren: zo gaan staan of zitten dat je gefotografeerd kunt worden, of nagetekend kunt worden.

Praktische functie: Met als doel iets te gebruiken

Ready-made: Objet trouvé:

Realistisch: naar de werkelijkheid, het echte leven.

Replica: namaak, kopie van iets

Ruimtelijk effect: het gevolg dat iets 3D lijkt

Schetsmatig: een eerste idee, snel opgezet

Sculptuur: 3D beeld

Serie: groep bij elkaar horende dingen die na elkaar komen
Sokkel: Voetstuk

Stijl: de manier waarop het gedaan is, of de wijze waarop iemand zich schriftelijk of mondeling uitdrukt. (B.v.: eenvoudig of ingewikkeld, arrogant of bescheiden, plat of verheven, etc).
-Stijl kan ook een lang dun stuk hout zijn, van bv een raamkozijn.
-De Stijl is een Nederlandse kunstbeweging. Leden waren o.a. Piet Mondriaan, G. Rietveld en vele anderen. Kenmerken waren: het gebruik van een minimum aan kleuren (primaire kleuren, gecombineerd met zwart, wit en grijs) en een zo eenvoudig mogelijke vormgeving.

Symbool: een waarneembaar teken of voorwerp, dat een abstracte begrip verbeeldt.

Symmetrisch: als je iets door twee gelijke helften kunt verdelen.

Verbeelden: imagineren, inbeelden, indenken, geloven,

Verkleining: iets wat verder weg ligt, kleiner tekenen.

Vervaging: in de achtergrond, de scherpe omtrek onduidelijker maken

Verzadigde kleur: de meest intense krachtige kleur.

Verzameling: Geheel van een aantal objecten, of begrippen

Voorstelling: wat iets voor stelt; het verhaaltje

Vormgeving: de manier waarop een idee of ontwerp is uitgewerkt
m.b.v. kleur, compositie, ruimte etc.

Zelfportret: afbeelding gemaakt van jezelf

Stofuitdrukking: zo geschilderd dat je kunt zien van wat voor materiaal iets gemaakt is.

Tertaire kleuren: alle kleuren gemengt met wit of wart
Secundaire kleuren: 2 primaire kleuren met elkaat gemengd.

Mythologisch: Verhalen waarin een volk vorm geeft aan zijn opvattingen over de godenwereld. B.v.: magie, fantastische wezens en niet-bestaande plaatsen.

Reliëf: Sculptuur waarbij de figuren aan een vlakke ondergrond vastzitten.
Kleine hoogte en laagteverschillen.


Slide 2 - Tekstslide

*Houtsnede: Uit een houten plaat gemaakt wordt een ontwerp uit gesneden. Daarna wordt op de verhoogde oppervlakken die overblijven inkt gesmeerd en daarna wordt de afdruk gemaakt. 
Inspriratie: op een bepaald moment precies weten wat, hoe en wanneer je iets wil gaan doen.

*Inspriratiebron: Een inspiratiebron is een object, mens of gebeurtenis waaruit een kunstenaar inspiratie weet te putten


*Klassiek: Uit de tijd van de oude Romeinen en Grieken (traditioneel) 

*Kleur – tegen- kleur contrast: Als twee kleuren erg van elkaar verschillen. 


*Kunstuiting: Als iemand zijn gevoel vastlegt (creatie), in een vorm van kunst. 


*Lettertype: een typografisch en stilistisch samenhangende set tekens van letters en cijfers. Familie soort tekens die wij letters noemen. 

*Typograaf: iemand die letters ontwerpt.


*Model: een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.  Iemand die voor een scheppend kunstenaar poseert en daar eventueel ook zijn of haar beroep van maakt.
*Natuurgetrouw: naar de natuur 
*Objet trouvé: een kunstvorm (Marcel Duchamp). Een industrieel voorwerp wordt uit zijn alledaagse omgeving gehaald en tot kunst benoemd, doordat het in een museum wordt getoond. 


*Photoshop: softwareprogramma; bewerkingsprogramma voor o.a. foto’s  

*Plasticiteit: tastbaar; 3D 

Poseren: zo gaan staan of zitten dat je gefotografeerd kunt worden, of nagetekend kunt worden.

Praktische functie: Met als doel iets te gebruiken

Ready-made: Objet trouvé:

Realistisch: naar de werkelijkheid, het echte leven.

Replica: namaak, kopie van iets

Ruimtelijk effect: het gevolg dat iets 3D lijkt

Schetsmatig: een eerste idee, snel opgezet

Sculptuur: 3D beeld

Serie: groep bij elkaar horende dingen die na elkaar komen
Sokkel: Voetstuk

Stijl: de manier waarop het gedaan is, of de wijze waarop iemand zich schriftelijk of mondeling uitdrukt. (B.v.: eenvoudig of ingewikkeld, arrogant of bescheiden, plat of verheven, etc).
-Stijl kan ook een lang dun stuk hout zijn, van bv een raamkozijn.
-De Stijl is een Nederlandse kunstbeweging. Leden waren o.a. Piet Mondriaan, G. Rietveld en vele anderen. Kenmerken waren: het gebruik van een minimum aan kleuren (primaire kleuren, gecombineerd met zwart, wit en grijs) en een zo eenvoudig mogelijke vormgeving.

Symbool: een waarneembaar teken of voorwerp, dat een abstracte begrip verbeeldt.

Symmetrisch: als je iets door twee gelijke helften kunt verdelen.

Verbeelden: imagineren, inbeelden, indenken, geloven,

Verkleining: iets wat verder weg ligt, kleiner tekenen.

Vervaging: in de achtergrond, de scherpe omtrek onduidelijker maken

Verzadigde kleur: de meest intense krachtige kleur.

Verzameling: Geheel van een aantal objecten, of begrippen

Voorstelling: wat iets voor stelt; het verhaaltje

Vormgeving: de manier waarop een idee of ontwerp is uitgewerkt
m.b.v. kleur, compositie, ruimte etc.

Zelfportret: afbeelding gemaakt van jezelf

Stofuitdrukking: zo geschilderd dat je kunt zien van wat voor materiaal iets gemaakt is.

Tertaire kleuren: alle kleuren gemengt met wit of wart
Secundaire kleuren: 2 primaire kleuren met elkaat gemengd.

Mythologisch: Verhalen waarin een volk vorm geeft aan zijn opvattingen over de godenwereld. B.v.: magie, fantastische wezens en niet-bestaande plaatsen.

Reliëf: Sculptuur waarbij de figuren aan een vlakke ondergrond vastzitten.
Kleine hoogte en laagteverschillen.


Slide 3 - Tekstslide

Patroon: als vormen en kleuren zich herhalen

Photoshop: softwareprogramma; bewerkingsprogramma voor o.a. foto’s

Plasticiteit: tastbaar; 3D

Poseren: zo gaan staan of zitten dat je gefotografeerd kunt worden, of nagetekend kunt worden.

Praktische functie: Met als doel iets te gebruiken

Ready-made: Objet trouvé:

Realistisch: naar de werkelijkheid, het echte leven.

Replica: namaak, kopie van iets

Ruimtelijk effect: het gevolg dat iets 3D lijkt

Schetsmatig: een eerste idee, snel opgezet

Sculptuur: 3D beeld

Serie: groep bij elkaar horende dingen die na elkaar komen
Sokkel: Voetstuk

Stijl: de manier waarop het gedaan is, of de wijze waarop iemand zich schriftelijk of mondeling uitdrukt. (B.v.: eenvoudig of ingewikkeld, arrogant of bescheiden, plat of verheven, etc).
-Stijl kan ook een lang dun stuk hout zijn, van bv een raamkozijn.
-De Stijl is een Nederlandse kunstbeweging. Leden waren o.a. Piet Mondriaan, G. Rietveld en vele anderen. Kenmerken waren: het gebruik van een minimum aan kleuren (primaire kleuren, gecombineerd met zwart, wit en grijs) en een zo eenvoudig mogelijke vormgeving.


Symbool: een waarneembaar teken of voorwerp, dat een abstracte begrip verbeeldt.

Symmetrisch: als je iets door twee gelijke helften kunt verdelen.

Verbeelden: imagineren, inbeelden, indenken, geloven,

Verkleining: iets wat verder weg ligt, kleiner tekenen.

Vervaging: in de achtergrond, de scherpe omtrek onduidelijker maken

Verzadigde kleur: de meest intense krachtige kleur.

Verzameling: Geheel van een aantal objecten, of begrippen

Voorstelling: wat iets voor stelt; het verhaaltje

Vormgeving: de manier waarop een idee of ontwerp is uitgewerkt
m.b.v. kleur, compositie, ruimte etc.

Zelfportret: afbeelding gemaakt van jezelf

Stofuitdrukking: zo geschilderd dat je kunt zien van wat voor materiaal iets gemaakt is.

Tertaire kleuren: alle kleuren gemengt met wit of wart
Secundaire kleuren: 2 primaire kleuren met elkaat gemengd.

Mythologisch: Verhalen waarin een volk vorm geeft aan zijn opvattingen over de godenwereld. B.v.: magie, fantastische wezens en niet-bestaande plaatsen.

Reliëf: Sculptuur waarbij de figuren aan een vlakke ondergrond vastzitten.
Kleine hoogte en laagteverschillen.


Slide 4 - Tekstslide

Verbeelden: imagineren, inbeelden, indenken, geloven,

Verkleining: iets wat verder weg ligt, kleiner tekenen.

Vervaging: in de achtergrond, de scherpe omtrek onduidelijker maken

Verzadigde kleur: de meest intense krachtige kleur.

Verzameling: Geheel van een aantal objecten, of begrippen

Voorstelling: wat iets voor stelt; het verhaaltje

Vormgeving: de manier waarop een idee of ontwerp is uitgewerkt
m.b.v. kleur, compositie, ruimte etc.

Zelfportret: afbeelding gemaakt van jezelf

Stofuitdrukking: zo geschilderd dat je kunt zien van wat voor materiaal iets gemaakt is.

Tertaire kleuren: alle kleuren gemengt met wit of wart
Secundaire kleuren: 2 primaire kleuren met elkaat gemengd.


Mythologisch: Verhalen waarin een volk vorm geeft aan zijn opvattingen over de godenwereld. B.v.: magie, fantastische wezens en niet-bestaande plaatsen.


Reliëf: Sculptuur waarbij de figuren aan een vlakke ondergrond vastzitten.
Kleine hoogte en laagteverschillen.


Slide 5 - Tekstslide

Wat moeten jullie weten?

Kijk naar de betekenis van de woorden in het woorddossier (zie de vorige 4 slides bij 'vooraf'): 
Atelier, Atribuut, Belichting, Dynamiek, Esthetische functie, Expressie, gedetailleerd, inspiratie, inspiratiebron, en replica.
Bekijk ze goed, anders kun je de opdracht niet uitvoeren.





Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Tekstslide


OPDRACHT

*Zoek 3 kunstwerken op (je mag er enkel 1 van deze pagina namaken).
*gebruik minstens 3 attributen
* Maak een foto van je werk (zorg dat de foto lijkt op het kunstwerk die je hebt gekozen).
*Bewerk je gemaakte foto met je gekozen foto, zodat ze op 1 foto staan.
*Schrijf een verslag van minstens 200 woorden.
(Op de volgende slides kan je lezen wat er in je verslag moet)
*Mail je werk en je verslag naar hrm@rijswijkslyceum.nl




Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide