HPP: Ziektebeelden; CVA en diabetes

HPP: Ziekten
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

HPP: Ziekten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we vandaag doen?
- Presentatie over diabetes en CVA
- Doornemen verwachtingen examen HPP
- Doornemen protocollen
- Oefenen vaardigheden
- Even opfrissen
- Terugblik: hoe vonden jullie de les?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdstuk 5 ziekten
  • COPD
  • Diabetes
  • Oedeem, trombose en spataderen
  • Dementie
  • Depressie en delier
  • Reuma
  • CVA
  • Parkinson

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelstelling:
Je hebt basiskennis van: 
  • Diabetes en CVA
  • Omgaan met cliënten en hun ziektebeeld 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ervaringen?
Op werk?

Prive?

Eigen ervaringen, wil je die delen?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Diabetes - Suikerziekte
Type 1 & Type 2 
Behandeling: Dieet en medicatie
Belangrijk: Na het toedienen van insuline moet de cliënt op tijd eten. Anders begint de insuline al te werken en wordt de glucose uit het bloed opgenomen in de cellen. 
De bloedsuiker kan worden gemeten door een apparaatje dat een druppeltje bloed opzuigt en direct het suikergehalte van het bloed meet.  

De bloedsuikerwaarde wordt uitgedrukt in mmol/l. Als die waarde te hoog is, moet er extra insuline worden toegediend. De grens is voor elke cliënt anders en ook de hoeveelheid extra toe te dienen insuline verschilt per cliënt.

Een gezonde bloedsuikerwaarde ligt tussen de 4,0 en 8,0 mmol/l, voor zowel volwassenen als kinderen, met of zonder diabetes.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

HYPO VS HYPER

Slide 8 - Tekstslide

Hypo (hypoglykemie)
Een te laag glucosegehalte kan veroorzaakt worden door na het spuiten van insuline niet of onvoldoende te eten. Het kan helpen om iemand een suikerklontje te laten eten of suikerwater te laten drinken. Bij een hypo mag je nooit insuline toedienen. Een hypo kan leiden tot een coma.
Hyper (hyperglykemie)
Een te hoog glucosegehalte ontstaat meestal geleidelijk. De cliënt heeft veel dorst en plast veel. Bij een hyper dien je extra insuline toe volgens een door de arts vastgesteld schema. Een hyper kan leiden tot een coma
welke complicaties weet je bij diabetes

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties
  • Een verhoogde kans op hartinfarct, beroerte en vaatlijden in de benen
  • Aantasting van kleine vaatjes in ogen, nieren en zenuwen.

    De aantasting van kleine vaatjes is specifiek voor diabetes, en kan leiden tot de volgende ziektebeelden:
  • Diabetische retinopathie: schade aan het netvlies van het oog
  • Diabetische nefropathie: schade aan de nieren
  • Diabetische neuropathie: tast de zenuwen aan
  • Voet zweren zijn een gevolg van vaat- en/of zenuwschade; deze wonden kunnen gemakkelijk ontsteken.

Slide 10 - Tekstslide

Complicaties kunnen bij diabetes type 2 al aanwezig zijn wanneer de diabetes wordt vastgesteld. Dat komt omdat de glucosewaarden vaak al jaren ongemerkt verhoogd zijn geweest en de bloedvaten beschadigd hebben. Hoge bloeddruk, een verhoogd cholesterol en roken versterken het schadelijk effect van hoge glucosewaarden op de bloedvaten.
Complicaties kunt u uitstellen, voorkomen of beperken door een goede regulatie van glucose, bloeddruk en bloedvetten, en door een goed gewicht, voldoende beweging en niet roken.
 Langdurige hyperglycemie verhardt de bloedvaten.

Slide 11 - Tekstslide

- glucose (net als suiker in de suikerpot) de eigenschap heeft om hard te worden in contact met vloeistof.

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 7
Alex werkt als helpende bij kinderdagcentrum (KDC) Liberi. Het kinderdagcentrum biedt opvang voor kinderen van 2 tot 18 jaar met een (ernstige) verstandelijke of meervoudige beperking. Alex is als helpende verantwoordelijk voor de ondersteuning bij de ADL van de kinderen. Op de groep waar Alex werkt, zit Eline. Eline is 17 jaar en heeft een ernstige verstandelijke beperking. Eline heeft als gevolg van diabetes type I regelmatig een hypo of hyper. Als Alex op de groep komt, roept Eline meteen dat ze moet plassen. Alex loopt met haar naar het toilet, hij merkt dat Eline erg sloom reageert. Na het plassen vraagt Eline tijdens het handen wassen of ze wat water mag drinken. Ze drinkt meteen drie volle bekers leeg. Wanneer Alex zegt dat Eline niet nog een vierde beker mag drinken omdat ze anders buikpijn kan krijgen van het vele water, zegt Eline kort: ‘Maak ik zelf uit!’ Alex besluit de bloedsuikerspiegel van Eline te controleren. Hij roept een bevoegde collega, Sophie. Zij maakt het meetapparaat klaar door een strip te plaatsen. Daarna laat zij Eline een vingerprik doen en een druppeltje bloed op de strip doen. Na korte tijd krijgt Alex de bevestiging van zijn vermoeden…

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloedglucose meter geeft
A
Waarde onder de 4 mmol/l
B
waarde boven de 10 mmol/l

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noemen we dit vermoeden?
Wat kunnen we doen om Eline haar bloedsuiker op een normaalwaarde te krijgen? 

Slide 15 - Tekstslide

Hyper
CVA - Cerebro vasculair accident 
Cerebrovascular accident = aandoening in de hersenen 
Verschillende benamingen
TIA
2 vormen CVA
Symptomen afhankelijk van waar de uitval plaatsvindt  




 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Figuur Beroerte: a) TIA is een tijdelijke verstopping van de bloedcirculatie. b) een herseninfarct is een permanente verstopping van de bloedcirculatie. c) een hersenbloeding is een lekkage van het bloedvat, waardoor de bloedcirculatie wordt verstoord.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken CVA
De 2 meest voorkomende oorzaken van een herseninfarct zijn:
1. bloedprop door slagaderverkalking 
2. bloedprop uit het hart die doorschiet naar een hersenvat

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen CVA
  • Verlamming 
  • Slikstoornissen
  • Visusstoornissen 
  • Spraakstoornissen (afasie) 
  • Incontinentie / obstipatie 
  • Concentratiestoornissen
  • Geheugenstoornissen 
  • Karakterveranderingen
  • Eerder uit balans (emoties) 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan een helpende plus doen?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doornemen:
- Hoe ziet het examen eruit?
- Welke protocollen moeten jullie hebben? --> Zie benoemingen handelingen Vilans

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen vaardigheden
- Pak je protocol erbij
- Help elkaar
- Aftekenen zoveel mogelijk in de praktijk!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Even opfrissen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rapporteren doe je feitelijk en respectvol.
Wat is hier GEEN voorbeeld van
A
Mw heeft 6 glazen water gedronken.
B
Mw heeft 100cc urine in de katheterzak.
C
De stuit van mw. ziet er vreselijk uit.
D
Mw. heeft een smetplek onder de rechterborst.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De ademhaling van Dhr. Hendrik is te langzaam
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is de wet BIG?
A
Wet langdurige zorg
B
Kwaliteitswet zorginstellingen
C
Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg
D
Wet Zorg en dwang

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg zorgt ervoor dat
A
verpleegtechnische handelingen goed uitgevoerd worden
B
er geen cliënten tegen hun zin verzorgd kunnen worden
C
de cliënt recht heeft op informatie
D
incidenten gemeld kunnen worden

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor staan de letters WZD?
A
Wet Zorg en Dwang
B
Wetenschappelijk bureau voor Zorgen en Wonen
C
Wet die de kwaliteit van zorg regelt
D
Wet Zonder Dwang

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van onvrijwillige zorg
A
Toezicht houden
B
Medicatie aanreiken
C
Hulp bij het eten
D
Bewegingsmelder

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak is goed
A
Je mag geen melding maken van huiselijk geweld als de cliënt geen toestemming geeft.
B
Meldcode huiselijk geweld is ter bescherming van de zorgprofessional
C
Als zorgaanbieder ben je niet verplicht om een meldcode op te stellen
D
financieel misbruik is geen vorm van huiselijk geweld

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel ademhalingen per minuut heb je gemiddeld?
A
14
B
26
C
6
D
10

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De druk in in de bloedvaten als het hart zich ontspant is de
A
bovendruk
B
onderdruk

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

kleine bloedsomloop
grote bloedsomloop

Slide 36 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van de grote bloedsomloop
A
zorgen dat het bloed O2 krijgt
B
kloppen van het hart
C
Alle delen van het lichaam voorzien van O2
D
uitwisseling van O2 en CO2

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de normale lichaamstemperatuur?
A
tussen de 36.0 en 37.5
B
tussen de 35.5 en 37.5
C
dat is persoonlijk
D
tussen de 37.5 en 38.5

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke methode gebruik je als je de meest betrouwbare lichaamstemperatuur wil meten
A
axillair
B
tympaan
C
oraal
D
rectaal

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iemand met diabetes
A
mag geen suiker eten
B
moet heel veel sporten
C
moet regelmatig eten
D
moet weinig eten

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat is een hyperglykemie
A
BLOEDSUIKER TE HOOG
B
BLOEDSUIKER TE LAAG
C
bloeddruk te hoog
D
bloeddruk te laag

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

CVA
Cerebraal vasculair accident
Wat hoort hier niet bij:
A
herseninfarct
B
TIA
C
hersenbloeding
D
verhoogd cholesterol

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
5x Juist-regel
Zo nodig medicatie malen
Medicatie toedienen
Aftekenen met paraaf/digitaal
Bijwerkingen observeren

Slide 43 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mw de Jong krijgt 4x daags 2 tabletten Paracetamol omdat haar kniegewricht zo pijnlijk is.
Wat is het doel van deze medicatie.
A
Curatief (genezend)
B
Symptoombestrijding (bestrijden van gevolgen
C
Suppletief (aanvullend)
D
Preventief (voorkomend)

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mw. de Jong krijgt bloedverdunners na haar operatie.
Wat is het doel van deze medicatie?
A
Curatief
B
Symptoombestrijding
C
Suppletief
D
Preventief

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat het begrip TIME voor
T= I= M= E=

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe moet je een rode wond behandelen
A
hydrateren en beschermen
B
debris verwijderen
C
necrose verwijderen
D
niks meer aan doen, die is genezen

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer spreek je van een te hoge bovendruk?
A
140
B
110
C
120
D
hoger dan 80

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les:
- Jullie eigen presentaties
- Verder oefenen/afronden handelingen

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies