3.5 Dihybride kruisingen

Genetica
Dihybride kruisingen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Genetica
Dihybride kruisingen

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  • Huiswerk
  • Leerdoelen
  • Uitleg
  • Vragen
  • Nabespreken
  • Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Welke vragen van het huiswerk willen jullie dat ik bespreek?

Slide 3 - Open vraag

leerdoelen
  • Je kunt kruisingsschema's maken voor dihybride kruisingen met onafhankelijke overerving. Uit deze kruisingen of uit stambomen kun je de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden.

Slide 4 - Tekstslide

Dihybride kruising
  • Kruising waarbij je let op twee verschillende eigenschappen
  • Onafhankelijke overerving: de eigenschappen liggen op verschillende chromosomen en kunnen dus onafhankelijk van elkaar in geslachtscellen terecht komen

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan
  • Genotype ouders opschrijven (zoals monohybride, maar met twee verschillende letters voor de twee eigenschappen)
  • Mogelijke allelen in geslachtscel
  • Mogelijke allelen combinaties na bevruchting

Slide 7 - Tekstslide

Dyhibride kruising
Bij heterozygote ouders altijd een verhouding in het fenotype van 9 : 3 : 3 : 1 (AB : Ab : aB : ab)

Slide 8 - Tekstslide

Aantal genotypen in gameet
  • Bepaal voor elk genenpaar het aantal typen geslachtscellen 
  • Vermenigvuldig deze met elkaar
  • Voorbeeld: AabbCc = 2 x 1 x 2 = 4 genotypen mogelijk

Slide 9 - Tekstslide

Genotype ouders
  • Bepaal voor één van de eigenschappen de verhouding in het fenotype nakomelingen
  • Leidt hieruit genotype ouders af
  • Bepaal voor de andere eigenschap de verhouding in het fenotype nakomelingen
  • Leidt hieruit genotype ouders af
  • Voeg de genotypen samen tot dihybride formule

Slide 10 - Tekstslide

Nabespreken
  • Je kunt kruisingsschema's maken voor dihybride kruisingen met onafhankelijke overerving. Uit deze kruisingen of uit stambomen kun je de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden.

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Leren: blz. 155 t/m 161
Maken: 55 t/m 65

Slide 12 - Tekstslide