Les 4.3 Lezen (2)

Inhoud van deze les
• Welkom
• Taalvoutje
• Doel: Aan het eind van de les kan ik de tekstdoelen herkennen en weet ik                    dat een schrijver beeld en opmaak (lay-out) gebruikt om een tekst op                  te laten vallen. Verder weet ik wat het leespubliek van een tekst is.
              Ik weet dat een alinea is opgebouwd uit een kernzin en een                                      toelichting bij de kernzin (TL)

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NeMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Inhoud van deze les
• Welkom
• Taalvoutje
• Doel: Aan het eind van de les kan ik de tekstdoelen herkennen en weet ik                    dat een schrijver beeld en opmaak (lay-out) gebruikt om een tekst op                  te laten vallen. Verder weet ik wat het leespubliek van een tekst is.
              Ik weet dat een alinea is opgebouwd uit een kernzin en een                                      toelichting bij de kernzin (TL)

Slide 1 - Tekstslide

Taalvoutje






Wij gebruiken nog altijd toiletpapier voor onze drollen…

   

Slide 2 - Tekstslide

Actie:
• Instructie tekstsoorten, beeld en opmaak, leespubliek en kernzin en                   toelichting
• Bespreking leestaak
• ZS: Kader: les 4.3 opdracht 17 - 23
           TL: les 4.3 opdracht 18 - 24
• Afsluiting


Slide 3 - Tekstslide

Tekstdoelen
                               informeren: de lezer informatie geven - informatieve tekst
                                                         (nieuwsbericht, schoolboek)
                               amuseren:    de lezer vermaken - amuserende tekst   Tekstdoelen:                             (leesboek, stripverhaal)
                               overtuigen:  zorgen dat de lezer het met je eens is -                                                                                  betogende tekst (ingezonden brief, recensie)
                               activeren:      zorgen dat de lezer iets gaat doen/kopen - 
                                                          activerende tekst (advertentie, folder)

Slide 4 - Tekstslide

Beeld en opmaak
Een schrijver kan zijn tekst laten opvallen. Hij gebruikt daarvoor beeld en opmaak (lay-out). Dat is de manier waarop een tekst in vormgegeven. Bijvoorbeeld door:

  • de verdeling van de tekst over de bladzijde of het beeldscherm;
  • de soort letter en de grootte van die letter;
  • het gebruik van kleuren;
  • de plaatjes bij de tekst.

Vooral in reclamefolders en advertenties zijn beeld en opmaak belangrijk. Hiermee moet de aandacht van de lezer getrokken worden. Veel bedrijven hebben hun eigen logo, dat is het plaatje waaraan je het bedrijf herkent.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst niet voor iedereen, maar voor een bepaalde groep lezers. Deze lezers noem je het leespubliek.
Hoe kom je te weten voor welk leespubliek een tekst is bedoeld? Let dan hierop:
  • het soort plaatjes;
  • de bron;
  • het taalgebruik;
  • het onderwerp;
  • hoe de lezer wordt aangesproken: met u of jij.

Slide 9 - Tekstslide

Tekst voor een ..........................

Slide 10 - Tekstslide

Tekst voor een ...................

Slide 11 - Tekstslide

Tekst voor een ...........

Slide 12 - Tekstslide

Kernzin en toelichting (TL)
Alinea's hebben meestal een duidelijke opbouw. Ze bestaan dan uit twee delen: een kernzin en een toelichting bij de kernzin.
De kernzin is:
  • de zin met de belangrijkste informatie;
  • meestal de eerste zin van een alinea;
  • soms de laatste zin van een alinea.

De andere zinnen van de alinea zijn een toelichting bij de kernzin. Meestal is de toelichting een uitleg of een voorbeeld.

Slide 13 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 14 - Tekstslide