H9 Gezondheid herhaling 9.1 t/m 9.4

LessonUp over H9
§9.1 t/m 9.4
Alles herhalen 




1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

LessonUp over H9
§9.1 t/m 9.4
Alles herhalen 




Slide 1 - Tekstslide

Nu eerst een video
Over de werking van alcohol

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Waar of niet waar?
Alcohol is een stimulerende drug.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor effect heeft alcohol op je hersenen?
A
Verdovend
B
Stimulerend
C
Bewustzijn veranderend

Slide 5 - Quizvraag

Alcohol wordt afgebroken in
A
Bloed
B
Nieren
C
Darmen
D
Lever

Slide 6 - Quizvraag

Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk deel van bloed
wordt alcohol vervoerd?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 7 - Quizvraag

Nu eerst een video
Over roken

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Van roken kun je...
A
geestelijk afhankelijk worden
B
zowel geestelijk als lichamelijk afhankelijk worden
C
lichamelijk afhankelijk worden

Slide 10 - Quizvraag

Welke stof uit tabaksrook maakt de longblaasjes kapot?
A
Koolmonoxide
B
Nicotine
C
Teer

Slide 11 - Quizvraag

Koolmono-oxide bij roken zorgt voor...
A
Nauwere bloedvaten --> hogere bloeddruk
B
Minder zuurstof in je bloed --> duizelig
C
Slijmvlies kapot --> rokershoest

Slide 12 - Quizvraag

Wat voor invloed heeft de nicotine in sigarettenrook op een roker?
A
De nicotine zorgt ervoor dat een roker vaak moet hoesten
B
De nicotine zorgt ervoor dat de roker verslaafd raakt aan het roken
C
De nicotine zorgt ervoor dat het bloed minder goed zuurstof kan vervoeren

Slide 13 - Quizvraag

Een ziekte waarbij de longen continu ontstoken zijn, noemen we?
A
COPD
B
Astma
C
longontsteking
D
bronchitis

Slide 14 - Quizvraag

Nu eerst twee video's
Over de werking van de lever

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Slide 17 - Video

Waar wordt suiker (glucose) opgeslagen?
A
In je lever
B
In je nieren
C
In je maag
D
In je spieren

Slide 18 - Quizvraag

Je eet een bord met pasta, dat veel koolhydraten bevat. Wat gebeurt er met de hoeveelheid glucose in je bloed?
A
Die gaat omhoog
B
Die gaat omlaag
C
Die blijft gelijk

Slide 19 - Quizvraag

Nu een video
Over celdeling in de huid

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Wat is de huid?
A
een orgaan
B
een weefsel
C
een orgaanstelsel
D
een cel

Slide 22 - Quizvraag

In welke laag van de huid liggen de zintuigen van de huid?
A
opperhuid.
B
lederhuid.
C
onderhuids bindweefsel

Slide 23 - Quizvraag

Dit plaatje kan de huid zijn van iemand die in de winterkou op de bus staat te wachten
A
Waar
B
Niet waar
C
Daarvoor is de weinig informatie

Slide 24 - Quizvraag

Nu een video
Over wat bloedplaatjes doen

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Zet de zinnen die hieronder staan hiernaast op juiste volgorde van boven naar beneden vanaf het ontstaan van de wond  
De huid herstelt zich en het korstje valt er af
De rode bloedcellen blijven in de kleverige draden hangen
Op de plek van de wond hopen zich bloedplaatjes op
De kleverige draden en rode bloedcellen drogen samen op tot een korstje. 
De bloedplaatjes maken kleverige draden

Slide 27 - Sleepvraag

Nu twee video's
Over bacteriën en virussen en vaccinatie

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Video

Op welke manier zorgt een bacterie er voor dat je ziek wordt?
A
Hij maakt giftige stoffen
B
Hij maakt cellen kapot
C
Hij neemt een cel over
D
Hij maakt virussen

Slide 31 - Quizvraag

Hoe plant een virus zich voort?
A
Geeft giftige stoffen af
B
Gaat in witte bloedcellen zitten en plant zich voort
C
Gaat in je lichaamscellen zitten en vermenigvuldigd

Slide 32 - Quizvraag

Een virus is ......
A
Geen organisme
B
organisme

Slide 33 - Quizvraag

Hoe werkt een virus?
A
Virussen moeten door het eigen lichaam bestreden worden.
B
Virus is geen levend organisme.
C
Virussen infiltreren gezonde cellen en nemen hun functie over
D
Virus hebben een gastheer nodig om te blijven bestaan.

Slide 34 - Quizvraag

wat betekend 'afweer'?
A
dat je witte bloedcellen ziekteverwekkers uitschakelen
B
dat je rode bloedcellen ziekteverwekkers uitschakelen
C
dat je witte bloedcellen ziekteverwekkers laat verspreiden
D
dat ziekteverwekkers zich verplaatsen via organen

Slide 35 - Quizvraag

Wat doen antistoffen (afweerstoffen)?
A
Plakken aan de ziekteverwekker
B
Eten de ziekteverwekker op
C
Die zorgen ervoor dat je ziek wordt

Slide 36 - Quizvraag

en dan nu de eindstand zien

Slide 37 - Tekstslide

rest van de les
- invullen "test jezelf"
- HW afmaken
- HW nakijken
- tekst lezen/samenvatten

Slide 38 - Tekstslide