Pluralis

Meervoud
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Meervoud

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je al? 

Slide 2 - Tekstslide

DOEL VAN DE LES
Aan het eind van deze les ken je..
1. De regels voor het pluralis

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Je krijgt een aantal vragen en daar bedenk je zelf de regel bij! 

We behandelen alle regels en oefenen daarmee. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het meervoud van plant?
1 plant, 2.........
A
plants
B
plantes
C
planten
D
plantens

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van tijd?
1 tijd, 2 ........
A
tijdens
B
tijds
C
tijds
D
tijden

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud van boek?
1 boek, 2.........
A
boeks
B
boeken
C
boekes
D
boekt

Slide 7 - Quizvraag

boeken, tijden, planten.....
Wat is dus de regel voor pluralis?

Slide 8 - Open vraag

substantief


Woorden voor mensen
bakker - tandarts - boer - leerling - jongen - meisje
Woorden voor dieren
hond - paard - lieveheersbeestje - panda - marmot
Woorden voor planten
tulp - roos - eik - dennenboom - tulp - boterbloem
Woorden voor dingen
iPad - telefoon - kast - etui - kleed - broek - stoel
me-di-pla-di
Woorden voor namen
Kees - Sofie - Praxis - Albert Heijn - Coca Cola - Haribo - Apple - Jansen
Woorden voor gevoel
liefde - haat - angst - geluk - pijn - dorst - boosheid

Slide 9 - Tekstslide

Veel substantieven hebben een meervoud op en:
– beest → beesten; vereniging → verenigingen

Daarnaast zijn er substantieven met een meervoud op s of ’s:
– dame → dames; buggy → buggy’s

Slide 10 - Tekstslide

de regel(1):
Meestal komt er: - en achter het woord als je pluralis maakt.
Dat is simpel!
Let wel op de spelling van lange en korte klank - woorden : boom - bomen
 roos - rozen 
bos - bossen
golf - golven

Slide 11 - Tekstslide

Zo maak je het meervoud  op en

Zet en achter het enkelvoud: vriend → vrienden; trui → truien
Soms moet je ook: de laatste letter verdubbelen: mug → muggen; prik → prikken
een a, e, o of u weglaten: snaar → snaren; been → benen
een f veranderen in een v: verblijf → verblijven
een s veranderen in een z: luis → luizen








Slide 12 - Tekstslide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 13 - Tekstslide

Type het meervoud van haven.

Slide 14 - Open vraag

Type het meervoud van machine.

Slide 15 - Open vraag

meervoud van vinger?

Slide 16 - Open vraag

meervoud van vakantie?

Slide 17 - Open vraag

pluralis van tafel?

Slide 18 - Open vraag

regel 2:pluralis : meisjes/ tafels/jongens/vakanties/ vingers....dus de regel is?

Slide 19 - Open vraag

de regel (2):
Na  - je/ - el / -en / -er/ - ie
zet je een S achter het woord om pluralis te maken

Slide 20 - Tekstslide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 21 - Tekstslide

meervoud op -s
meervoud op -en
café
kleur
glas
schilderij
beest
broer
emmer
acteur
gordijn
kamer
matras
zaal
kleed
brief
jongen

Slide 22 - Sleepvraag

meervoud van dag, glas, weg

Slide 23 - Woordweb

Onthouden:
meervoud
1) Meestal   - en achter het woord 



Slide 24 - Tekstslide

meervoud van taxi:
A
taxies
B
taxis
C
taxien
D
taxi's

Slide 25 - Quizvraag

meervoud van oma?
A
omas
B
omie
C
omaen
D
oma's

Slide 26 - Quizvraag

meervoud van baby?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
balen

Slide 27 - Quizvraag

Tekst
een -'s komt na woorden met aan het einde........(welke letters?)

Slide 28 - Woordweb

meervoud op -s
meervoud op -en
meervoud op 's
lepel
kleur
tekst
bloem
beest
broer
emmer
pasje
pyama
oma
paraplu
hobby
auto
gang

Slide 29 - Sleepvraag

regel 3:een -'s komt na:
-a
-o
-u
-i
-y

Slide 30 - Tekstslide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 31 - Tekstslide

Even oefenen! 
Maak de volgende quizvragen met lastige pluralis.

Slide 32 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 35 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
kip
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 37 - Quizvraag

Het pluralis maak je..
     1) - en achter het woord
2) -s achter het woord
3) 's achter het woord

Slide 38 - Tekstslide

Even herhalen met een liedje :)

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Ik begrijp de regels bij pluralis
Helemaal niet.
Een beetje.
Goed.
Heel goed.

Slide 41 - Poll